DE QUOTES.
Dat na 1621 de provinciën geen vernieuwden staat van oorlog ver
kozen aan te nemen was mede een gevolg van oneenigheid in de
regeling der quotes. Elke provincie wenschte niets liever dan vermin
dering voor zich, gepaard aan vermeerdering voor de andere bondgenoo-
ten; met het omgekeerde kon men zich moeilijk vereenigen. Vandaar
dat de quote-regeling pas na 1648 kon worden opgelost.
Gedurende het Twaalfjarig Bestand hadden de volgende wijzigingen
plaats gegrepen (1)
in 1608 betaalde Gelderland 3 percent, Overijssel l®/4 percent,
De quote van Zeeland was reeds bij Res. S. G. van 5 December 1616
van 11 op 9 percent gebracht, met het gevolg eener niet onbelangrijke
verhooging in de bijdrage der overige provinciën.
Na afloop van het Bestand wenschten Gelderland weder op 3, Overijssel
op l3/4 percent gebracht te wordenomdat zij ten opzichte der aan
den vijand te betalen contribution of andere onkosten weder in den toe
stand van vóór 1609 zouden verkeeren; doch de Res. S. G 29 Juni 1622
stelde de quotes voor genoemde provinciën resp, op 4x/4 en 21ji percent.
Het sedert ingetreden gunstige verloop der krijgsgebeurtenissen deed
in 1633 de Staten-Generaal besluiten tot opdracht aan den Raad van
State om te bewerken, dat Gelderland, Overijssel en Drente weder op
de quotes van vóór 1609 zouden gebracht worden, Gelderland evenwel
verhoogd door de aanwinsten in het Over-kwartier (2). De onderhande
lingen faalden. Overijssel gaf eenigszins toe, maar Gelderland weigerde;
de Raad moest verklaren, dat deze provincie slechts door middel van
executie tot rede gebracht kon worden (3).
Ook Friesland beweerde te hoog aangeslagen te zijn, gaf echter ge
deeltelijk toe en schreef daarvoor nieuwe belastingen uit, waarop
ernstige onlusten uitbraken, die met kracht van wapenen moesten
onderdrukt worden (4).
Op den geredresseerden staat van oorlog van 1643 stelde de Raad van
State de maandelijksche quote, als volgt
Gelderland54.091—16—3!/4
Holland561.975—19
Zeeland88.515—16—4
op 12 Juli 1609:
op 13 Maart 1613
360
(1) Ees. S. G. 7, Res. R. v. St. IS Januari 1633dus eenigszins in strijd met het gestelde
in Deel III, bladzijde 295.
(2) Res. R. y. St. 6, 14, Res. S. G. 9 Juni 1633.
(3) Res. S. G. 6, 7, 14 Januari, 13, 14 Maart 1634.
(4) Res. S. G. 22-24 Juni 1634.
23/4 a
37/10 n