362
ontstaan van een jaarlijkscb tekort (1). In 1635 rapporteerde de Raad
van State, dat de stad Grave 60.000 aan logiesgeld ten achteren was
„maer dat den gemelten Raet daertoe egeen raedt en weet" (2). In
1638 ontvingen de burgemeesters van Orsoy 40.000 aan „ordonnan
tiën" (mandaten tot betaling) voor de serviesgelden, maar niemand
wilde ze inwisselen. De magistraat toonde zich daarop bereid de schuld
te kwijten tegen contante betaling van 20.000, tot aanbouw van
barakken; voor de daarin verblijvende soldaten voortaan geen servies
geld te vorderen. Hoewel de Raad van State ook voor gemelde som
„egeen raedt" wist, was het aanbod zoo voordeelig, dat men zou
trachten het geld van de „defectueuse" provincies te bekomen. Wer
kelijk kwam in 1639 een schikking met Orsoy, ook met Rijnberk tot
stand (3).
De serviesgelden werden niet verstrekt wanneer het leger zich te
velde bevond of voor troependie in schansen verblijf hieldenmen
zorgde dan voor hutten en stroo, doch zag over het hoofd, dat de
achtergebleven „arme ende schamele huijsvrouwen van respective sol
daten" als armlastigen door de plaats hunner inwoning moesten onder
houden worden (4).
Yan hetgeen de logiesgelden meer vereischten dan op den staat van
oorlog van 1621 was uitgetrokken, geven wij als voorbeeld een uit
treksel uit de berekening van 1632, dus na afloop van het beleg van
Maastricht (5)
Benoodigde som voor een geheel jaar1.495.992—16
Gerepartieerd op den staat van oorlog voor item 522.906—12
komt te kort 973.086— 4.
Wanneer voor de bezetting van eenige plaatsen en
forten geen logiesgeld betaald wordt, maar verzor
ging met hutten en stroo plaats heeft, genomen op
100 compagnieën van 150 man370.086— 4
600.000.
(1) Archief S. G. N". 2197, pak 25 voor hot jaar 1628, voorts S. G. Liassen loopende 1632,
dd. 10 November 1631; 1633 dd. 30 November 1632; 1631 dd. 5 December 1633; 1635 dd. 11
November 1631; 1636 dd. 6 December 1635; 1637 dd. 11 November 1636; 1638 dd. 20 October
1637; 1639 dd. 28 October 1638, 1641 dd. 8 Januari; 1646 dd. 30 October 16-15; 1617 dd. 6
November 1616.
(2) Res. S. G. 11 Augustus 1635.
(3) Res. S. G. 16, 23 Maart 1638, 17, 28 Mei, 1 Juni, 11 Augustus, 11 September 1639.
(1) Res. R. v. St. 15 Juni 1632.
(5) S. G. Lias loopende dd. 30 November 1632,