enz. (1). De veiovering van Grol, een goed versterkte stad, waarvoor prins Maurits tweemalen het hoofd had gestoten, gelegen een dagreize van de ïiviei, zoodat wegens de onmiddellijke nabijheid van een vijandelijk legei onder graaf Hendrik van den Berg de toevoer voor de belegeraars geenszins verzekerd was, had velen verbaasd. Grol kreeg een voorloopige bezetting van 22 vendelen en 2 vanen met graaf Herman Otto van Limburg Stirum als gouverneur. Men verviel niet in de fout om de stad, als vroeger Oldenzaal, te ontmantelen; deze open stad toch bood geen steunpunt meer om strooptochten uit Lingen te vei hinderen (2). De prins bleef te Grol met het leger tot de fortifi catie-werken aanzienlijk waren verbeterd (3). Gedurende het beleg van Grol had de prins vele commissies verleend vooi opengevallen plaatsen wegens langdurige afwezigheid van officieren; zy waren reeds in December 1626 gewaarschuwd, de kolonels door den pi ins, de oveiigen door den Raad van State, om zich tegen 1 April bij hunne compagnieën te vervoegen (4). Hoewel de prins, evenals wijlen zijn broedergerechtigd was om in de te velde ontstane vacatures te vooiziencigeide Holland zich daarover en diende den prins zonder recht of reden een duchtige vermaning toe: „Sijne Excellentie sal werden „aengemaendt, dat het afstaen van de compagnien in het Leger gaet „tegen de Resolutien van 't Lant, als smakende na resignatie; ende daer „bij versoeckende, dat hij sulcke maniere van afstaen niet meer en wil „aennemenmaer renvoyeren aen de Heeren Staten; dat mede sijne „Excellencie believe daer op te letten, dat de Nederlandtsche Compagnien „op Hollandt gerepartieertin het Leger door afsterven vacant vallende, „ghegeven mogen werden aen Neutralen van Hollandt, ofte aen officieren „die onder de Hollantsche compagnien zijn dienende, op dat de Inge zetenen van een Provincie die soo veel doet, te beter lustigh mogen „weiden gemaeckt, om het Landt te dienen, en dat in sulcken reguard „Hollandt niet min en behoort te genieten als de andere Provinciën „soighvuldichlyck voor de Heeren weten te doen effectueren" (o). Nog eigei maakte 't Friesland. De Staten dezer provincie gaven compag nieën, zonder door de kapiteins den eed van trouw aan de Generaliteit te laten afleggen (6). (1) Res. S. G. 8 en 30'[September7 en 22 October, 17 November 1627. (2) Ter beveiliging van de provincie Groningen werden noodig geacht 25 compagnieën te voet en G te paard (Res. S. G. 25 en 26 October, 2 November 1627). (3) Res. S. G. en Lias loopende 1627 dd. 25 September. Tegelijkertijd ging men over tot ojitmantehng van de stedekens Deutichem en Lochem, die van weerszijden neutraal werden voiklaard, doch poorten, muren en wallen mochten behouden om zich „tegens plonderinge „van de streupende .rotten ende heerloose soldaten te connen verdedigen" (Res S G 28 Decem ber 1627 2 Februari 1628). (4) Res. S. G. 18 December 1626. Door den koning van Groot-Brittanniö werd hierover geklaagd (Res. S. G. en Res. H. 10 September 1627). (5) Res. Iï. 30 September 1627. (6) Res. R. v. St. 12 November 1627.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 39