20 De uitvoering van Ambrosius de Spinola's plannen om, terwijl het meerendeel van de Staatsche troepen zich te velde bevond, in het hart van Zeeland door te dringen, vertraagde de ontbinding van het veldleger. Na zich te hebben meester gemaakt van Santvliet, staken de Spanjaarden over naar Krabbendijke tot een aanval op G-oes, welke echter mislukte, wijl zij, oordeelende naar het groot getal uitgestoken compagnies-vaandels de dijken al te sterk bezet waanden: 't waren dorps- of rederijkers- vlaggen van boeren, die van de kermis te Goes naar huis terugkeer den (1). Toen de vijand bij Santvliet aan den rechter Schelde-oever een fort liet opwerpen, gelastten de Staten-Generaal als tegenzet den aanleg van twee forten, Frederik Hendrik en Blaugaren, mede nabij de Schelde ten zuiden van Santvliet (2). Op 26 September werd de marsch van Grol naar Zutphen aanvaard. Van hier trok de ruiterij naar Emmerik en Rees, de infanterie naar de steden aan den IJssel, aan de Waal tot Tiel (3). Nu zouden ook de waardgelderswier diensttijd op 25 September eindigde, worden ge monsterd en afgedankt; wegens het ontbreken van geld kon zulks pas een maand later geschieden (4). Inmiddels was de tijd tot indiening der begrooting voor 162S dooi den Raad van State aangebroken. Behalve het krijgsvolk, voorkomende op de twee staten van oorlog van 1621 en 1626, bevonden zich nog in dienst van den Staat14 compagnieën van het regiment Candalle 4 compagnieën van het regiment Hauterive, 11 compagnieën ruiters, welke thans met de vaan van Robert van Eeckeren heer van Stabroek na de overgave van Grol overgekomen van den vijand werden gere- partieerd op een derden staat van oorlog (5); voorts de 2 compagnieën kurassiers van Rouillac en Montjoy, benevens 500 naar Emden gezon den manschappen. De indiening der begrooting kon niet geschieden zoolang de consenten voor 1627 niet waren ingekomen; de bondgenooten wachtten op Zeelandwelk gewest de meeste vertraging veroorzaakte. Holland had, volgens belofte, sedert vier maanden deze dusverre ongerepartieerde korpsen betaald; alleen Utrecht had aan de verplich ting tot afrekening voldaan. Nogmaals zegde Holland de eerste beta lingen volgens den derden staat van oorlog toe, mits de andere pro vincies zich niet aan de bekostiging der scheepsmacht tot bewaking der Ylaamsche kust en de kruisvaart tusschen Noorwegen en Bayonne onttrokken (6). Naarmate de keizerlijken in Duitschland vorderden, baarde de oorlog (1) Res. S. G. 2—6, 9 en 24 September 1627. (2) Res. S. G. 20 en 30 November, 16 December 1627, 11 Februari 1628, (3) Res. R. v. St. 28 September, Res. S. G. 29 September 1627. (4) Res. R. v. St. 30 October, Res. S. G. 2 Novomber 1627. (5) Zie Bylage VIII. (6) Res. S. G. 5, 15 en 29 November, 16 December, Res. H. 31 December 1627.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 40