99 150 welgewapende mannen, die bij verschillende compagnieën ingedeeld werdenhij zelf bij 's prinsen garde (1). I)e Raad van State verbood overloopers in te deelen bij de garnizoenen van de frontier-steden en burgers uit die plaatsen als soldaat aantenemen (2). Tegenover andere bij het leger ingeslopen misbruiken handhaafde men het verbod om compag nieën of militaire waardigheden aan anderen te verkoopcnhetgeen Britsche en Fransche officieren meermalen beproefden. Wel moest een nieuwe kapitein aan zijn voorganger de waarde der wapenen van de ondergeschikten vergoeden (3). De Staten Generaal wijdden aandacht aan de noodzakelijk geachte fortifi catie-werken welke aanzienlijke uitgaven vorderden (4). Ongelukkiger wijze speelden ook hierbij weer provinciale belangen de hoofdrol. Holland en Zeeland wenschten voor hunne zekerheid den aanleg van drie nieuwe forten tuschen Bergen-op Zoom en Steenbergen (5). Friesland verkoos geen gelden toe te staan, tenzij beter werd voorzien in de beveiliging- van de twee noordelijke gewesten. De afdoende versterking van Leer- oord werd opgeofferd aan verbeteringen der Bellingwolder-, Bourtanger- en Ommerschansen; de nieuw aangelegde Langakkerschans diende ter vervanging van de Bovenschans, die, door aanslibbing van den Dollart nutteloos geworden, den naam van Oude Schans verkreeg. Voor de bezetting der Friesche- en der Groningsche forten waren 36 compagnieën infanterie beschikbaar. Deze provinciën verlangden bovendien de samen stelling van een „camp volant" van 8000 man, waaromtrent de Staten- Generaal de beslissing aan prins Frederik Hendrik en den Raad van State overlieten (6). Kolonel Willem Pijnssen moest met 38 compagnieën infanterie de nieuwe aan te leggen werken tusschen Bergen-op Zoom en Steenbergen tegen vijandelijke ondernemingen vrijwaren; onder zijne bevelen stonden de sergeant-majoors Ferdinand Carrey over de Engelsche-, David Bal four over de Schotsche-, Maurice de Hallart over de Fransche-, de kapitein Nicolaas van Brederode over de Nederiandsche compagnieën (7). De aanbestedingskosten bedroegen 80.000, terwijl bovendien 12.000 voor logies-geld noodig waren. Hoewel de ontvanger-generaal geen raad wist om het geld bijeen te krijgen, kwamen de forten in November na 23 weken arbeid voldoende gereed. Naar den kolonel en de gedeputeerden (1) Res, S. G. 8, 9 en 10 November 1628. Johan van Tongeren, alias Papaukomt als Papauken voor in Deel II, bladz. 106. (2) Res. R. v. St. 21 en 28 November 1628. (3) Res. H. 15 Maart, Res. S. G. 17 Maart 1628. Vergelijk Deel III, bladz. 37. (4) Zie Bijlage IV. Bijzonderheden omtrent den toestand der vestingen en forten tusschen 1628 en 1658 worden aangetroffen in de Nrs. 1509 en 1661 van het archief van den Raad van State. (5) Res. S. G. 22 en 29 April, 31 Mei, 5, 6 en 9 Juni 1628. (6) Res. S. G. 28 en 29 April, 1 Mei, 9 Juli 1628. (7) Nicolaas van Brederode was een bastaard uit het beroemde geslacht. CilJ

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 42