23
der Staten Pompejus de Povere, heer van Hardinxvelt, en Iman van
Zuytland, heer van Moermont, kregen ze de namen van fort Pijnssen,
fort Povere en fort Moermont (1).
Een nieuwe instructie regelde den dienst voor de beveiliging van de
Betuwe en den Tielerwaard. Als bezetting van het groot aantal redou
te n voor elke gemiddeld 13 man werden voorloopig aangewezen een
compagnie van 120 man en een zeker aantal matrozen, aangenomen op
de kost, in afwachting dat men mannen kon bekomen, die zonder
kostgeld wilden dienen (2). Eerst tegen den winter begon men eenige
aandacht aan de zoo lang verwaarloosde voorschriften te wijden (3).
De Raad van State liet zich verleiden, zonder ruggespraak met de
beide Stadhouders en buiten de Staten-generaal omde zeven bondgenooten
te wijzen op „de groote swaricheden die dagelijcx voorcomen in desaken
„van 't landt, sonderligh in het stuck van de financien". De Raad klaagde
dat alle evenwicht tusschen de inkomsten en de uitgaven ontbrak,
buiten zijn voorkennis besluiten werden genomen en uitgevoerd, waar
door zijn gezag gekrenkt werd en de ongehoorzaamheid van het krijgs
volk toenam. Voorts verstrekte de Raad een instructie, waaraan allen
zich voortaan hadden te houden. De Staten-Generaal namen deze zaak
hoog op en wraakten scherp de eigenmachtige handeling van den Raad
met het betoog, dat niet de provinciën maar zij de principalen waren,
ook van den Raad van State. De poging van den Raad om zijn
gezag beter te handhaven mislukte geheel (4). Ook de stadhouders kozen
bij vooikomende geschillen de zijde der Staten-Generaal tegen den Raad
van State. De slechte geldelijke verzorging' voor de strijdmiddelen bleef
voortduren (5). De compagnies-commandanten konden slechts door de
solliciteurs aan geld voor traktement en soldij komenzoolang dezen
geen geld van het land ontvingen wilden zij het alleen tegen hoogen
interest verstrekken (6).
In 1628 viel 't vooral aan Zeeland te wijten, dat niet de Republiek,
maar Duinkerken meester werd van het Kanaal en de Noordzee; hierin
kwam eenige verbeteringtoen de Hollandsche en de Zeeuwsche schepen in
(1) Res. S. G. 24 en 29 Juni, 23 en 31 Augustus, 21 November; Ros. R. v. St. 13, 14 en
29 December 1028, 13 Januari 1629. De kolonel Pynssen ontving 2000, de kapitein Br ederode
300 extra voor bewezen diensten, de drie sergeant-majoors kregen niets (Res. S. G.
26'December 1628, 3 en 25 Januari 1629). Later heetten twee der nieuwe forten in den
volksmond het Prinsen- en het Roovers-fort.
(2) Res. S. G. 29 Januari, 27 Maart; Res. R. v. St. 1 5, 20 en 30 Mei, 5 Juli, 5 October 1628.
(3) Res. S. G. 413 en 27 December; Res. R. v. St. 18 December 1628.
(4) Res. R. v. St. 15-19 April; Res. S. G. 17 en 19 Apiil 1628.
(5) Talloos waren do klachten van officieren en korpsen over langdurige achterstanden.
Graaf Willem van Nassau moest de tusschenkomst inroepen van den Raad van State om
aan de lombardhouders te Heusden, waar hy gouverneur was, te verbieden geld te geven
op de casakken der soldaten van zyn compagnie-colonnelle (Res. R. v. St. 12 Mei 1628).
(6) Res. S. G. 7 Februari 1628.