89
bij Brammen slechts met een kleine macht bezet; graaf Johan van Nassau
nam een versterkte stelling in op den rechteroever bij Steenderengraaf
Hendrik van den Berg vestigde zich te Bocholt tot onderhoud van
geregelde gemeenschap met Rijnberk. Gebrek aan levensmiddelen en
geld, ziekten en desertie beletten den vijand verder handelend op te
treden.
Voorts gingen door de verrassing van Wesel alle kansen op ontzet van
's Hertogenbosch verloren. Den léden September gaf de veste zich aan
den Stedendwinger over (1). Tal van Hoog Mogenden bezochten de ver
overde stadzij schonken aan eiken trommelslager 1aan eiken trom
petter 2 „ter oorsaecke van de victorie" en gaven last tot „suyveringe
„vande straten ende tempelen vande pauselycke affgoderie" (2). Met
's Hertogenbosch kwam de geheele Meierij onder het gezag der Republiek.
Tot verdrijving van den vijand van den IJssel beschikte graaf Ernst
Casimir -weldra te Arnhem over 130 compagnieën te voet, 33 te paard,
alle verre beneden de organieke sterkte. Het leger van den prins
was „vol siecken ende andere inconvenienten, de gesonden seer affge-
„slooft". Bij beide legers was geld „ten hoochsten van noode" (3).
De verwijdering van den vijand viel mede. Graaf Hendrik van
den Berg koesterde vrees voor een inval van den prins in de Zuidelijke
Nederlanden; hij verliet Bocholt den lOden September, bereikte pas
den 22sten September bij Wachtendonk den rechter-, den 5den October
bij Wessem onder allerlei tegenspoed en oponthoud den linker Maas-oever.
Zes dagen later betrok graaf Ernst Casimir een stelling bij Drempt,
waartoe „vrijleger" bij Doesburg was afgekondigd; spoedig naderde de
dag (13 October), waarop graaf Johan van Nassau, wegens gebrek aan
nooddruft, door ziekten en desertie gedwongen was het Staatsche
grondgebied te ontruimen, naar de landen van Gulik en Berg terug te
marcheeren
Niettegenstaande den aandrang van Friesland en Groningen om het
beleg voor Lingen te slaanwelke stad aan deze gewesten zwaar nadeel
toebrachtwilde prins Frederik Hendrik het uitgeputteslecht verzorgde
leger daarvoor niet bezigen; na den bouw eener schans bij Engelen te
hebben vastgesteld, liet hij den 24sten October opbreken. Zelf ging
hij over Arnhem en Wesel naar den Haag, waar hij op November
terugkeerde (5).
(1) G. P. B. II 611 en 618. „Poincten aen die van 's Hertogenbosch goaccordeert" en
„Articulen ghoacordeert aen den gouverneuraende capiteinen ende volck van oorloge" dd. 11
September 1629. Zie Aanteekening N°. 13.
(2) Res. S. G. 1922 en 29 September. Twee maanden later werd geklaagd over de
zorgeloosheid der Bossche bagijnen by verpleging der zieke soldatendie allen gestorven
waren (Res. S. G. 24 November 1629).
(3) Res. S. G. 34 en 18 October 1629.
(4) Res. S. G. 11 en 15 October; Lias loopende 1629 dd. 10, 11 en 14 September; Res. H.
16 September.
(5) Res. S. G. 14 en 25 October1 en 4 November 1629. Lingen werd weldra door de
Spanjaarden verlaten en door troepen van de liga bezet (Res, S, G, 29 Juli 1630),