Sinds geruimen tijd was men begonnen om zich van do tijdelijk
in dienst aangenomen militairen en burgers te ontdoen. Bij een ge-
regelden gang van zaken moest zulks de schatkist ontlasten en aan de
belastingschuldigen ten goede komenmaar te dier tijde begreep men
het anders. Geldgebrek noopte het krijgsvolk langer te behouden,
waaraan, om in zijn onderhoud te voorzien, geen ander middel overbleef
dan plunderen en rooven (1). De beloften tot afbetaling door Groot-
Brittanniö waren nog het papier niet waard, waarop ze bekrachtigd
waren. Frankrijk wilde alleen subsidie verleenen op grond van een
in 1627 gesloten tractaat, hetwelk Hunne Hoog Mogenden echter niet
hadden geratificeerd, wijl een der bepalingen inhield om geen vrede
of bestand met Spanje te sluiten zonder toestemming van Frankrijk (2).
De Republiek hoopte op geldelijke hulp van de West-Indische com
pagnie (3). Afdoende maatregelen bleven achterwege, hoezeer de Raad
van State niet wenschte verantwoordelijk gesteld te worden voor on
heilen, welke uit gebrek aan fondsen ter voldoening van het krijgswezen
mochten voortvloeien (4). De terugzending in Augustus der door de
West-Indische compagnie geleende soldaten, de afdanking in September
van de burgers of schutters uit Holland en van de waardgelders een
maand later gaven geen aanleiding tot bezwaren (5).
Ook kon men zich gemakkelijk ontdoen van de vuurroers van Ernst van
Reede, Jacob Mangelman en Quadt (6), zoomede van de compagnieën
uit Lubeck onder Sigismund Protz, die te Utrecht aankomende, terstond
gemonsterdgewapend en afgedankt werdende officieren met 2 maanden
de soldaten met 1 maand soldij (7); evenzeer de ruiters van Ingenieu-
lant, de Haagsche compagnie van Nicolaas Vlügh (te Wesel) en de
compagnie van Erentreyter (8). Minder gemakkelijk ging 't met de
afdanking beter gezegd met de afrekening der drie Zweedsche regimen
ten, wier dienstverband op 23 October eindigde. De hofmaarschalk
Diederik van Falckenbergh kreeg bijtijds vergunning om zijne de
serteurs uit alle Staatsche compagnieën te verzamelen. De inscheping
zou in September op Pampus plaats hebben, maar geen schepen waren
aanwezig: de schippers wilden alleen varen onder borgstelling van Am
sterdam. Bovendien moest nog afrekening van soldijservies-gelden en
40
(1) To Utrecht begonnen soldaten van de jongste lichtingen te muitenwaarbij eenige
burgers gedood en velen gekwetst werden (Res. R. v. St. 8 November 1629).
(2) Res. S. G. 1 October 1629.
(3) Res. S. G. 27—30 September 1629.
(4) Res. S. G. 13 October 1629.
(5) Res. S. G. 24 Augustus, 4 on 19 September, 19 October; Res. H. 25 Augustus 1629.
(6) Res. S. G. 30 September, 6 October; Res. R. v. St. 11 October, 10 November 1629.
(7) Res. S. G. 22—24, Res. R. v. St.. 26 October 1629.
(8) Res. R. v. St. 24 November, Res. S. G. 29 November, 13 December 1629. Inuenieulant
had nog vier maanden betaling te vorderen. Voor Erentreyter werd een nieuwe compagnie
van 150 man te Emden samengesteld.