49 alleen de kapitein-generaal had te beschikken over de Staatsche garni zoenen in Oost-Friesland, ofschoon Friesland en Groningen zulks in strijd met hunne souvereiniteit achtten (1). Gedurende den winter heerschte groote duurte van granen, zoodat het noodzakelijk bleek om „de soldatesque in dese gelegentheydt van weghen „den Staet van Ammunitie-broodt te voorsien tot minder prijs als het „broodt nu ordinarie werdt verkocht", 's Lands magazijnen moesten zorgen voor het krijgsvolk in de frontier-steden; in de andere garnizoenen wilde men den soldaat anderhalf pond daags leveren tegen een braspenning het pondhet meerdere door de stad te vergoedendan wel noodbrood gebakken van gemengde granen, boekweit en boonen „ofte andersints", tegen hoogstens een braspenning het pond (2). Prins Frederik Hendrik wilde den oorlog het aanstaande jaar naar de Zuidelijke Nederlanden overbrengen in de verwachting dat de bevol king aldaar hem gezind was en tot verdrijving der Spanjaarden zou medewerken. Alvorens moest echter het vraagstuk der ontruiming van de Guliksche erflanden „de gereserveerde plaetsen wedersijts uytbe- „sondert en het slechten der door beide partijen te ontruimen fortifi catie-werken, worden opgelost, zoomede beslist omtrent het verdere lot der aldaar ingekwartierde troepen van graaf Willem van Nassau. Dankte men dezen op de gewone wijze af, dan werden zij zeker door den vijand aangeworven; stond men hun daarentegen overgang in Zweedschen dienst toe, waarop koning Gustaaf Adolf zeer aandrongdan kon zulks als schennis der neutraliteit tegenover den keizer worden uitgelegd. Bi andenburg zag die troepen gaarne uit de erflanden verdwijnen, te meer daar hun gedrag „allenthalven en wel soo effen niet gegaen en is „als men wel geerne gesien hadde"; in Februari hadden zij Duisburg geplunderd „bij faulte van geit", wegens onvoldoende opbrengst der con- tiibutiën. Om alle bezwaren op te heffen, stelde de Prins voor ze in Staatschen dienst te houden in plaats van waardgeldersFriesland liet echter dadelijk wetendaarvoor geen penning te willen afstaan (3). Inzake de ontruiming en het slechten van versterkingen benoemden de Staten- Generaal en de infante Isabella commissies van twee officieren, die het met elkander eens werden dat Wesel, Emmerik en Rees met Staatsch krijgsvolk, Gulik, Orsoy en Sittard door de Spanjaarden zouden bezet blijven, de fortificatiën van het neutraal verklaarde Dusseldorp mochten behouden blijven, met 500 infanteristen en 75 ruiters als garde van den paltsgraaf Wolfgang Willem, waartegen de keurvorst van Brandenburg een even groote sterkte kon houden in een door hem te 4 (1) Bes. S. G. 27 en 30 September, 19 en 20 November, 10, 11 en 13 December; Bes. B. v. St. 3 November 1630. (2) Bes. H. 1520 en 27 November 1630. Braspenning nominale munt ter waarde van een-en-een-vierde stuiver. (3) Bes. S. G. 4, 19, 24, 27 en 28 Januari, 8 Februari; Res H. 24 en 25 Januari 1631.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 69