52 j uffi ouwen-schans boven JJzendijke aan land en drongen bij Watervliet op vijandelijk grondgebied door (1). De Prins droeg op aan den gou verneur van Sluis, Willem de Zoete de Lake, heer van Haultain, om Middelburg in Vlaanderen met 660 man, het huis te Zeeskens met 50 man te bezetten (2). Het doel van den tocht heette te zijn Duinkerken, waarde kapers den handel groote nadeelen toebrachten. De Prins zette op 1 Juni den marsch voort van Watervliet over Caprycke en Eecloo naar Maldegemop 2 Juni tot de Zuidleye (de nieuwe Gentsche vaart naar Brugge) op het Beve- ricxveld (3). „Opt Maldegems velt comende te samen, heeft sijn Eci<>drie „regimenten ruyters met alle de vierroers ende acht extra ordinaris com- „panignien met ses camerstucken van 12 "ffi, ende all haere behoeften, „oock de negen aecken om de brugge over de Leye te maecken, met „die van Aerdenburch voor uytgesonden, onder t' beleyt van serg.-majoor „Wits, om te passeren over de Leye voort leger te besorgen, ende de „brugge te slaen, ende is voort de reste vant leger gemarcheert als „boven". Men kwam echter niet verder dan tot drie kwartier afstands van Brugge, waar de Prins vernam dat de vijand, sterk 60 vanen en een groote macht voetvolk met veel geschut onder den markies van Santa Cruz en graaf Johan van Nassau, in aantocht was. De Prins achtte het niet geraden het beleg te slaan voor de stad, wegens het bezwaar van aanvoer der levensmiddelen, terwijl te uitgestrekte circum- vallatie-linien vereischt werden; hij besloot dus tot den terugtocht. Deze geschiedde op 4 Juni van Bevericxveld tot Malle, den 5den tot Maldegem den 6den tot Caprycke, den Tden tot Watervliet, den 9den naar de schepen (4). De cavalerie ontscheepte te G-eertrüidenbergvan waar zij over Oosterhout naar Waalwijk en Baardwijk marcheerde; de schepen zeilden door de Dordtsche kil, langs Gorinchem, brachten de overigen en den trein tusschen Woudrichem en Pouderoijen aan wal, van waai de marsch naar Drunen werd aangenomen (5). De vijand verzamelde zijn troepen tusschen Lier en Antwerpen en besloot, door 's prinsen aftocht aangemoedigd, tot een inval in Zeeland ten einde aldaar een vast punt te vermeesterenvan waar hij de binnenwateren kon be- lieerschen. De vice-admiraal Hillebrant Quast kreeg last om alle (1) Zie Aanteekening N°. 20. (2) Deze en verdere bijzonderheden omtrent den veldtocht zijn geput uit de brieven van S. G. Lias loopende 1631. (3) De marschbevelen voor 1 en 2 Juni zijn, met omwisseling der regimenten in de drie tochten, ongeveer gelijkluidend mot het bevel van Aant. 22; bij do 6 kamerstukken waren gevoegd de „negen aecken om de brugge te maecken, ende ook de brugge die van „Aerdenburch gebracht is'. De aanhaling, in den tekst volgende, komt voor in het bevel voor 2 Juni. (1) Zie Aanteekening N°. 21. (5) S. G. Lias loopende 1631 dd. 13, 18 en 21 Juni; Res. S. G. 20 Juni. Zie Aanteekening

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 72