53 beschikbare schepen nabij de Hoofden te vereenigen, terwijl 1500 musketiers uit yerschillende garnizoenen onder bevel van den kolonel Hauterive de bemanning moesten uitmaken (1). Hoezeer Holland bij de provinciën aandrong op afdoening der quota in de legerlasten, klaag den de gedeputeerden bij het leger, dat ze over geen penning be schikten (2). In het laatst van Augustus kwamen berichten in omtrent een vijande lijke troepenverzameling bij Eeckeren, „ponten, chaloupen ende roey „getuych" bij Santvliet. Prins Frederik Hendrik zond een aantal com pagnieën infanterie uit Drunen ter versterking van de garnizoenen te GeertruidenbergBergen-op-ZoomGrave en in Zeeland, 13compagnieën te paard onder Stakenbroeck naar Grave, 17 onder Frederik Maurits de la Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, naar Bergen-op-Zoom; hij liet 2 compagnieën van elk regiment in de legerplaats achter en mar cheerde den 3den September met de rest naar Noordgeest, tusschen Bergen- op-Zoom en Halsteren, van waar nog 4000 inan onder Morgan naar Tholen vertrokken (3). Een deel van het vijandelijke leger onder Grobbendonck vestigde zich in den polder van Namen op den Zuidelijken oever der Westerschelde (4) het gros onder Santa Gruz trok van Eeckeren naar Rosendaal, bezette tevens Oudenbosch en Prinsenland. Graaf Johan van Nassau had in opdracht om met 6000 te Antwerpen ingescheepte soldaten nabij Wil lemstad te landen en zich te samen met het gros meester te maken van Woudrichem of Gorinchem. In den avond van 12 September klampte de vice-admiraal Marinus Hollaere den Spanjaard in het Slaak met allerlei soort vaartuigen aan boord, met het gevolg, dat „door goede orde „van Sijn Excie ende devoir van het leger" de vijandelijke vloot werd „verdestrueert, verstroyt ende s' deels verloopen, achterlatende heur ge- „schut, geweer, wapenen, munitie van oorloch ende anders" (5). Slechts 9 schepen ontkwamen; 83 zeil- alsmede tal van roei- en vaartuigen behoorden tot de buit, ook 188 stukken geschut; voorts ruim 4000 krijgs gevangenen, die men voor hunne uitwisseling op strenge wijze zou behandelen om hun moed voor een vernieuwden aanslag te beteugelen. De officieren kregen te Bergen-op-Zoom verblijf in het huis van den (1) Res. S. G. 29 en 30 Juni; Lias loupende 1631 dd. 6 Juli. Bij de bemanning waren voorts ingedeeld van „elke natie" een luitenantkolonel, een sergeant-majoor en verscheidene kapiteins (Lias loopende dd. 12 September). (2) Res. S. G. 12 en 21 Augustus. Utrecht verwekto ergernis door kortingen op de tractementen der officieren ten behoeve der domeinen (Res. S. G. 10 Juli 1631). (3) S. G. Lias loopende 1631 dd. 26 Augustus, 4 en 9 September, Res. S. G. 7 September* De Raad van State, gelet op de geringe sterkte van vele compagnieën, achtte eenalgemeene monstering hoog noodig „hebbende de capiteynen nu egeen redenen van excuse dat hun „volck dootgeslagen wordt". (Res. S. G. 5 September). Zie Aantcekening N°. 23. (4) Verdronken land in 1717. (5) S. G. Lias loopende 1631 dd. 12 en 13 September, Res. S. G. 14 en 15 September. Het Slaak was gelegen tusschen St. Philipsland en den vasten wal van Noord-Brabant.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 73