55
De Republiek besloot de troepen onder bevel van graaf Willem van
Nassau, zoomede de regimenten Gent, Erentreyter en de compagnieën
van 1628, hoewel aanzienlijk gereduceerd, in dienst te houden en
tegen 1 April 1682 weder op volle sterkte te brengen: wel een bewijs,
dat men dan den krijg wilde hervatten (1). Reductie kon slechts plaats
vinden als de troep werd afbetaald, waarvoor echter de bondgenooten
slecht zorgden (2). De petitie voor 1632 werd den 12den November
door den Raad van State ingediend met weglating der troepen onder
graaf Willem, waarvoor het geld op andere wijze moest gevonden
worden (3). Aangezien Friesland hare consenten voor 1631 nog niet
had voldaan, hetgeen, wijl alle overredingsmiddelen en zendingen faal
den, den schijn gaf alsof de provincie zich aan de gemeene lasten
onttrok, besloten de Staten-Generaal in December nogmaals een paar
leden af te vaardigenditmaal vergezeld van 22 compagnieën onder bevel
van den luitenant-kolonel Eustatius 'Puchler. Zij kwamen in Januari
1632 na vruchteloos verzet van Friesland te Leeuwarden en bleven tot
Maart aldaar; eerst in 1687 kwam een regeling tot stand (4).
Gedurende de jaren 1630 en 1631 beijverden Hunne Hoog- en Edel-
Mogenden zich om groote ingenomenheid met 'sprinsen bestuur te betuigen,
en wel door hem in zijn zoon te eeren. De overweging der Staten-Generaal
om den in 1626 geboren prins Willem het generaalschap der cavalerie toe
te kennen ving aan met de woorden: „Alsoo Syne Ex.ti0 met groote sorch-
„vuldicheit ende sonderlinge affectie den welstandt deser Landen in veele
„ende verscheyden occasien geluckelick heeft bevordert ende als noch aen
„ende aen is doende(5). De Staten van Utrecht en Overijssel
boden hem, ten behoeve van den jeugdigen prins, het erfopvolgingsrecht
als stadhouder en kapitein-generaal hunner provinciën aan; welk voor
beeld de Staten van Holland, Zeeland en Gelderland volgden. Hoewel
de aanbieding openlijk en op de meest plechtige wijze geschiedde, schijn
baar van onvergankelijke gevoelens voor vader en zoon getuigende, zat
daarbij de geheime beteekenis voor om nimmer souverein gezag aan het
Huis van Oranje op te dragen (6).
(1) Res. S. G. 15, 19, 20 en 22 November; Res. R. v. St. 22—24 November; Res. H. 4
23 December 1631. Zie Aanteekening N°. 24.
(2) Zie o. a. Res. H. 10 September tot 2 October, Res. S. G. 18 September, 17 October 1631.
(3) Res. S. G. 11 en 20 Novomber 1631.
(4) Res. S. G. 20, 22, 24, 27 en 29 December 1631; 10 Januari, 11, 12 en 16 Maart, 4
Mei 1632.
(5) Res. S. G. 25 Januari 1630.
(6) G. P. B. III 107 dd. 25 AprilRes. S. G. 26 April24 Juli 1631. Tijdens de beraad
slagingen over de opdracht bekrachtigden Holland en Zeeland hun aloud verbond met de
belofte „de vruntschap, eenighoyt ende correspondentie tusschen beide provinciën te onder
houden en te vermeerderen"de gemeenschappelijke behartiging der zeezaken in de eerste
plaats. (Res. H. 24 Januari).