56 Terwijl Zweden oorlog voerde met Polen had de Republiek op 5 April 1614 met koning Gustaaf Adolf een verdrag tot wederzijdsche ondersteuning gesloten (1). Dit eindigde op 26 April 1629 en werd, vooral wegens verzet van Holland, niet vernieuwd; het heffen van tol' toch onontbeerlijk tot betaling van 'skonings krijgsmacht, stond Holland niet aan. Reeds vóór den op 26 September 1629 met Polen gesloten wapenstil stand had de koning zich bereid verklaard om in Duitschland tot herstel der zaken van de religie het zwaard te voeren, waarbij hij op krachtige hulp door de Republiek meende te mogen rekenen. Deze bepaalde zich aanvankelijk tot de vergunning om wapenen en munitie uit te voeren (2); gedurende de jaren 1631, '32 en '33 verleende zij wel eenige subsidie, maar verzuimde tijdige overmaking der gelden (3). De Zweedsche wer vingen door Jan Mennicicen genaamd Pijper Pierre de Lambremont en Jacob Mercier in 1631graaf Filips van Solms en Wolf Heinrich von Baudissin in 1632 op en nabij de grenzen, baarden der Republiek groote zorgen (4). Zooals wij reeds mededeelden, wisten de Staten-Generaal 'skonings hofmaarschalk Diederik van Falckenbergh te bewegen om drie door hem in Rooid-Duitschland aangeworven regimenten infanterie voor drie maanden af te staan (23 Juli 1629); na afloop der verbintenis kwamen zij hunne geldelijke verplichtingen niet na en behandelden Falckenbergh met ondank. De geleende regimenten gingen in November met guur weder onder zeil; twee schepen strandden in Denemarken; een paar andere bereikten de Zweedsche kusten; de meesten waren door hevige stormen genoodzaakt naar de Republiek terug te keerenvan waar zij pas op 13 Mei 1630 naar Gothenburg konden vertrekken (5). Koning Gustaaf Adolf leidde het Zweedsche tijdperk van den 30-jarigen oorlog in met de landing van 4 Juli 1630 op Usedorn bij Peenemunde; spoedig gevolgd door het bezetten van Stettin. Verbonden met de keur vorsten George Willem van Brandenburg en Johan George van Saksen, (1) Zie Deel IIIbladz. 38. Omtrent het optreden van Gustaaf Adolf in Duitschland zyn belangrijke gegevens te vinden in het „Geheimes Staatsarchiv" te Berlijn (24c Schwe- dischen Kriegssachen). (2) Res. S. G 3, 5 Januari en 23 April 1629. Voor den uitvoer van wapenen raadplege men de Res. S. G. 30 Mei, 17 Juli, 28 September 1626, 15 Juni 1627, 23 Met, 19 Juni 1629, 11 Mei 1630, enz. Tot een dier zendingen behoorden 4000 Fiiesche ruiters, zijnde met pieken doorstoken balken, dienende tot terreinhindernis; zij werden ook haspels of „scheurbroecken" genoemd en o. a. te Bergen-op-Zoom gelegd en geslagen door den wal aan het Molenwater, hetwelk dikwyls droog liep (Res. R. v. St. 7 October 1633). Spaansche ruiters waren gelijk soortig doch geheel van ijzeren staven samengesteld. (3) Zie Bijlage IX. ®es- S- G- 15 April' 9 Mei> 27~31 October, 1,2 November, Res. R. v. St. 3, 14, 25, 2, October, 3, 7, 12-14, 21 November 1631, Ros. S. G. 14 April, 29 Juli 1632. (5) Res. S. G. 17 Juli, 10 en 19 November 1629. Falckenbergh sneuvelde op 20 Mei 1631 als Zweedsch gouverneur van Maagdenburg by de bestorming dier vesting.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 76