74 roeping van Pijnssen, onder bedreiging anders de hulp der Spanjaarden of Liguisten tegen zijne aartsvijanden de Zweden te zullen inroepen; terwijl de paltsgraaf Wolfgang Willem, die reeds sinds Februari aan het werven was, overhelde tot aansluiting bij de Liga, omdat hij van de Zweden geen neutraliteit voor zijne landen kon verkrijgen. De Staten- Generaal stoorden zich niet daaraan en ontboden Pijnssen eerst in Juli uit Duitschland terug, toen prins Frederik Hendrik te velde verscheen (1). In de Zuidelijke Nederlanden was de markies van Aytona met ijzeren hand tegen de inheemsche grooten opgetreden. Nadat op 13 Maart te Mechelen over graaf Hendrik van den Berg het doodvonnis met ver beurdverklaring zijner goederen wegens „crime laesae Majestatis" was uitgesproken, volgde op 27 April de gevangenzetting van Albert de Ligne graaf van Barban<jonop het kasteel van Antwerpen. Gttillaume de Melun, prins vanEspinoy, en Alexander, hertog vanBoürnonville wisten zich door den vlucht te reddende hertog van Aerschot was voor de vredesonderhandelingen met de noordelijke gewesten naar Madrid gereisd, aldaar in de gevangenis gezet en zag zijn geboorteland niet meer terug. De „alteratie ontstaen door het vangen ende ontvluchten van „verscheyde personnagen van groote qualiteit" deed bij de land-provinciën het gevoelen rijpen, dat de Zuidelijke Nederlanden, als Frankrijk thans aan Spanje den oorlog verklaarde, zich bij den prins van Oranje zouden aansluiten om niet in handen van Frankrijk te vallenals gevolg waarvan de Prins dan minder afhankelijk van de provincie Holland werd. Velen verdachten den Prins dat hij buiten weten van de Staten- G-eneraal zijne eigen belangen dienende, zich meester wilde maken van Antwerpen: te bewijzen viel-zulks niet; zoo het plan al heeft bestaan, kwam het toch niet tot uitvoering. Evenmin slaagde de aansluiting der Zuidelijke gewestende aanzienlijken toonden zich wel ontevreden wegens achterstelling bij de Spanjaarden, maar het volk bleek ongezind tot verbroedering met de kettersche geuzen van het Noorden. De bepalingen van het verdrag van 15 April, overeenkomstig welke de Republiek met ingang van 1 Mei den oorlog met alle macht zou voeren viel onmogelijk uit te voerenomdat eerst voor geld moest gezorgd worden, waarmede het in 1634 wederom treurig gesteld was. 100.000 waren noodzakelijk om de Maas-steden, wier veiligheid het meeste gevaar liep, van genoegzame bezettingammunitie en vivres te voorziende artillerie- trein met het bruggen-materiaal kon Dordrecht niet verlatentenzij vooraf 50.000 aan achterstallen over de jaren 1631 en 1632 voldaan waren; terwijl bovendien geld noodig was voor de reparatiën en de verzending; 20.000 van de contributionbestemd voor de extra-ordinaris of on- (1) Ros. S. G. 7, 13 en 11 Februari, 11—16, 21, 23 on 28 Maart, 10 April, 9, 11 en 17 Mei, 10 en 15 Juni, 7, 8 en 31- Juli, 5 Augustus; Seer. Res. S. G. 16 Maart 1634. Wolfgang Willem Jankte in Juli Je door hem aangeworven troepen af,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 94