75 gerepartieercle kanonniers, waren besteed tot betaling van interesten, waarvoor de provinciën geen penning hadden opgebracht. De in 1630 en 1631 onder graaf Willem van Nassau ingekwartierde compag nieën hadden afrekening ontvangen tot 6 April 1631, verder niet, hoewel de daarvoor bestemde contribution van Cleve, Berg, Mark en Ravensberg ten volle waren voldaan. De lichting van 1632 en de troepen van graaf Hendrik van den Berg hadden over 1633 nog 428.696 te vorderen, waarin gedeeltelijk door Holland voorzien werd. Verder haperde de betaling van alle gerepartieerde en ongerepartieerde troepenwaarvoor de solliciteurs reeds drie millioen hadden voorgeschoten. Wel werdzoo goed en zoo kwaad als 't ging, een leger bij Nijmegen samengetrokken; doch toen graaf Johan van Nassau, gevolgd door het gros van het Spaansche leger onder den markies van Aytona 23000 man infanterie en iOOO ruiters, naar de Maas trok, terwijl te Antwerpen weder een scheepstocht naar de Zeeuwsche en Hollandsche eilanden beraamd werd kon het Staatsche leger wegens geldgebrek Nijmegen niet verlaten. Te vergeefs verzocht de Raad van State geld om althans iets te kunnen doen voor het garnizoen van Maastricht, waar groote desertie heerschte. Ie vergeefs wachtten prins Frederik Hendrik en de gedeputeerden sinds 4 Juli te Nijmegen op penningen om de compagnieën „in goede formen „van officien ende devoir"' te houden. Op 19 Juli wegens de geldzaken te s-Gravenhage teruggekeerd zijnde, verlangde de Prins bovendien, dat tegen 10 Augustus weder 6000 waardgelders in dienst gesteld werden en hij de beschikking kreeg over 120.000 om een ruiterdienst te vragen aan de tusschen den Roer en de Lippe gelegen Hessische ruiters; beide voorstellen werden goedgekeurd. Toen de 120.000 te Wesel aankwamen waren de ruiters reeds op last van Oxenstierna naar elders vertrokken, zoodat de som voor meer dringende zaken kon besteed worden (1). Na den mislukten dienst der vermelde Hessen zocht men Frankrijk te overreden tot zending van 3000 ruiters op 's konings kosten om aan Aytona het beleg van Maastricht te beletten; maar Frankrijk wilde nog nietopenlijk tegen Spanje optreden (2). Toen de Prins op 29 Juli bij het leger terugkeerde, besloot hij als afleiding het beleg voor Breda te slaanwelke vesting den 3den September door de cavalerie onder Thomas van Stakenbroeck werd berend. Graaf Willem van Nassau bleef met 10000 man aan de Maas, terwijl kolonel Hauterive met eenige inge scheepte compagnieën 's vijands aanslagen uit Antwerpen moest tegen- (1) Res. S. G. 14, 16, 25 on 28 Februari, 1 Maart, 21, 23 on 28 Mei, 3, 8, 28 en 20 Juni, 1, 2, 11, 27 en 29 Juli, 4, 7 en 13 Augustus, 9 en 18 September; Res. R. v. St. 27 Mei; Ros. H. 12—29 Juli, 22, 23 en 28 November; S. G. Lias loopende 1634 dd. 14 Juli. (2) Res.;S. G. 24, 27 Juli 1634. De hertog van Bouillon, gouverneur van Maastricht, gaf b« s vijands nadering liet koren op don Pietersberg prijs, waarop „deswegens alle de Ruytcrye „met de soldatenwijvcn uytriden ende meeste part binnen brachten".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 95