gaan. Do Prins kwam den 5den September met 12000 man infanterie en 3000 ruiters voor Breda en koos zijn kwartier, evenals Spinola in 1624, te Ginneken; Johan Wolfert van Brederode nam kwartier te Prinsenhage, graaf Johan Maurits van Nassau te Ter Heyden graaf Johan Albrecht van Solms te Teteringen. Het zou niet tot een beleg komen; Aytona brak op van Maastricht naar Breda, zoodat de Prins zich genoodzaakt zag om den Ssten September met liet leger af te mar- cheeren naar de Langstraat, waar hij stelling nam tusschen Dongen en Drunen (1). Op het einde van September besloot men het leger in geheele regi menten te verdeelen over Grave, Geertruidenberg en tusschengelegen garnizoenen, de ruiterij ten platte lande, de artillerie te Heusden. Arn hem en Nijmegen werden aangewezen voor de troepen onder graaf Willem van Nassau, Bergen-op-Zoom voor den kolonel Hauterive; de compagnieën, die niet te velde waren gekomen, moesten 10 goede soldaten afstaan, te samen 1800 man, tot versterking van Maastricht en Limburg. Den 4den October kwam het bevel tot opbreken en konden de waardgelders worden afgedankt (2). De bepaling omtrent de verdeeling in geheele regimenten scheen niet overbodig, doch een meer zonderling verband als nu ontstond was nauwlijks denkbaar. Yan graaf Willem toch bevonden zich 19 compagnieën te scheep bij Nijmegen, 4 binnen die vesting, 3 te Mook, 2 te Grave, 13 te Yenlo, 29 te Roermond, 1 te Stralen, 4 te Arnhem, terwijl het garnizoen Maastricht 65 compagnieën telde. Bij beide partijen waren de Staatsche regimenten infanterie vertegenwoordigd, sommige met een enkele, andere met 2 of meer compagnieën (3). Tallooze klachten kwamen in over de slechte betaling, waarvan de vijand gretig gebruik maakte om Staatsche soldaten naar zijne zijde te lokken, hetgeen tevens de zending van versterkingen naar Maastricht en Limburg verklaart (4). De Spanjaarden juichten over den gang van zaken en hoonden 's Prinsen overhaasten aftocht van Breda. In de Republiek lag men zich gaarne neder bij het opbreken van het beleg en de ontbinding van het veldleger wegens de aanzienlijke besparing van kosten, ook door afdanking of in krimping van troependeelen. Al dadelijk casseerde men het regiment Trouillet, in garnizoen liggende te Maastricht, Limburg en Roermond, 76 (1) Res. S. G. 8, 8 en 11 September, Lias loopende 1631 dd. 5 September. (2) Seer. Res. S. G. 30 September, Res. S. G. 4 October 1631. Wegens groot verloop kreeg Maastricht, blijkens Ros. v. St. 1 Maart 1635, nogmaals een versterking van 10 man uit sommige compagnieën; bij de monsteringen van 5 en 16 Februari bleek de bezetting te bestaan uit 5 compagnieën kurassiers, 29 officieren met 72 paarden, 322 ruiters met 323 paarden, 24 ruiters zonder paarden, geen enkelo bidet; 4 compagnieën harquebusiers 18 officieren met 37 paarden, 206 ruiters met 212 paarden, 31 ruiters zonder paarden; 56 compagnieën infanterie, te samen 5433 man (S. G. Lias loopende 1635 dd. 12 Maart). (3) S. G. Lias loopende 1634 dd. 25 September, 16 Novombor. Bij graaf Willem waren 9, te Maastricht 10 compagnieën cavalerie ingedeeld. (4) Zie Aanteekening N°. 35.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 96