^9 staking dei bij het traktaat van 5 April 1634 vastgestelde Fransche subsidie (1). Zondei contanten viel aan het te velde brengen van een leger niet te denken; Holland toonde zich tot geldelijke hulp ongezind, tenzij de bondgenooten hunne verplichtingen tegenover het zeewezen nakwamen (2). Friesland wilde de compagnieën niet betalen, waarvan de kapiteins niet door haar, maar door den kapitein-generaal waren aangesteld (3). De officieren van den trein verkozen geen dienst te doen zonder afrekening van het hun over 1632 en 1633 toekomende bedrag ad 33.290. Wijl het leger het grondgebied van den Staat zou verlaten, waren 20.000 noodig vooi herstellingen aan de fortificatie-werken van 's Hertogenbosch en I6.0OO voor 150.000 „van claren tarw .gebacken" beschuit (4). Verlangde men het leger op den bij het traktaat vastgestelden datum (1 Mei) bijeen te hebbendan moesten de bondgenooten te voren de helft van het voor de legerlasten toegestane millioen, benevens twee maanden soldij dei gerepartieerde en ongerepartieerde compagnieën opbrengen. Doch Holland wees op „veele ende verscheyden ongelegentheden waer- „door het leger op den gepresigneerden tyt beswaerlick op het rendevous „sal cunnen comen ende aent marcheren gebracht" (o). De Staten van Holland, die in Februari slechts aan de drie staten van oorlog hunne goedkeuring hechtten, breidden deze den 4den Mei voor den tijd van 6 maanden uit tot de lichtingen van 1628—1632, terwijl zij 17.000 beschikbaar stelden voor de troepen van graaf Hendrik van den Berg (6). Nog bleven groote zorgen over. Zoo kon de ontvanger-generaal wegens de „tegenwoordige schaersheyt van gelden" niet meer dan 15.000 beschikbaar stellen voor de pioniers, den kapitein der tochtpaarden den wagenmeester en den controleur Nicolaas van der Mijle, terwijl bovendien 18.190 noodig waren voor beide laatstgenoemdenen den controleur Nicolaas Kien (7). De bijeentrekking van het veldleger werd verhaast door de vruchtelooze poging des vijands om zich meester te maken van de gewichtige sterkte Phillippine, waar Hendrik van Tuyll van Seroosicerken het bevel voerde (S). (1) Na het vervallen der Fransclie subsidie deed de Raad van State vruchteloos het voorstel om do ongerepartieerde troepen, in wier betaling toch al geen gelijkheid heorschte terepar- ticeren (Res. S. G. 24 en 25 Augustus 1G35). (2) In plaats dat do Republiek do Vlaamsche kust blokkeerde, geschiedde dit mot de Hollandscho door den vyand. (3) Res. S. G. 20 Januari 1G35. (4) Res. S. G. 8, 26 en 31 Maart, 12, 23 en 26 April, 1 Mei; Ros. R. v. St. 22 Maart 3 Mei 1635. (5) Res. S. G. 16, 17, 24 en 25 April 1635. (6) Res. H. 14 Februari, 27 April en 4 Mei 1635. (7) Res. R. v. St. 3 Mei 1635. (8) De betoonde haast was oorzaak dat voor de 18 aanwezige stukken geschut, waarbij „twee groote potshoofden om schroot ende vuyrwercken te schieten" aanvankelijk de affuiten en de munitie ontbraken (Res. R. v. St. 11, 14, 15, 17, Res. S. G. 17 Mei 1635).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1918 | | pagina 99