87 tigd mocht worden beschouwd; bovendien eischte hij van Karel II vóór 15 Juli afstand van den hertogstitel van Bourgondië (1) De daden van Lodewijk XIY gaven aanleiding tot ingewikkelde staatkundige onderhandelingen. Spanje aarzelde om aan Lodewijk's vorderingen toe te geven, vooral wegens de onzekerheid waarmede de ze zouden ophouden. Om de regeering te steunen wilden de ingezetenen der Zuidelijke Nederlanden een leger van 85.000 man en 5600 paarden op de been brengen, waarvoor de provinciale staten maandelijks het meerdere bedrag boven 100.000 rijksdaalders zouden bijpassen. De Spaansche regeering te Madrid zond geen enkele patacon voor dit doel en stelde zich tevreden met de tusschenkomst van de Republiek in te roepen. Deze sloot met Groot-Brittannië een garantie-verdrag, hetgeen bij Frankrijk niet kon nalaten „ombragie" te verwekken. Gelijktijdig was er sprake van een verbond tusschen Frankrijk en de Republiek, waarover Groot-Britannië zich gevoelig toonde (2). De gezanten van beide mogendheden d'Avaux en Henry Sid ney (later graaf van Romney) dienden vertoogen in bij Hunne Hoog Mogenden, met dat gevolg, dat de tegenstelling in de Republiek tus schen Bngelsch- en Franschgezinden, slechts werd toegespitst. Op 20 December 1679 overleed te Cleve prins Johan Maurits van Nassau, veldmaarschalk der Republiek en Brandenburgsch stadhou der der Cleefsche landen. De keurvorst benoemde den keurprins Fre- derik tot zijn stadhouder in het hertogdom Cleve, het vorstendom Minden, de graafschappen van der Marck en Ravensberg; zijn tweede zoon Lodewijk volgde den overledene op als grootmeester der Jo- hanniter Orde (3). Gedurende de laatste dagen van Februari 1681 marcheerde een Fransch leger onder maarschalk de Crequy naar Luxemburg, bezette de stad Orchimont en 30 dorpen, waarmede de vesting Luxemburg, waar prins Ernst Dominicus van Chimay als gouverneur der provin cie verblijf hield, vrijwel was geblokkeerd. Hunne Hoog Mogenden vonden „haer seer becommert over de maniere, die Syn Conincklycke „Majesteyt van Vranckrijck geliefft te gebruiken om sich meester te „maecken ende in possessie te stellen van alles, wat Syne Majesteyt „pretendeert off suslineert heus te competeren". Hunne Hoog Mo genden wilden niet denken aan gewapende tusschenkomst, hoezeer zij meenden dat de bijeenkomsten te Kortrijk „van weynich cracht ende „efficatie jae genoeghsaem inutil moeten wesen, soo langhe de heeren „Spaensche ministers selver in gebreeckt blyven aldaer te verschijnen". (1) Seer. Res. S.G. 5 Januari, 14 December 1679, Res. S.G. 29, 31 Januari, 1 Februari, Res. H. 14 Mei, Seer. Res. S.G. 2 April, 27 Mei, 3, 26 Juni 1680. (2) Seer. Res. S.G. 26, 27 Juli, 18 December 1679, 18 Maart, 4 Juni, Res. S.G. 8, 9, 12 Januari, Res. H. 23 Januari 1680. (3) Res. S.G. 8 Januari 1680.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 107