89
De winter van 1681 op '82 kenmerkte zich door een drukke uitwisse
ling van memories tusschen de Hoven van Frankrijk en Groot-Brittan-
nië met de Republiek over Luxemburg. Hunne Hoog Mogenden namen
bij resolutie van 23 Maart 1682, op grond van het tractaat van 30
Augustus 1673, een gunstige beschikking op het verzoek van den her
tog van Parma, tot het zenden van een secours, sterk 8000 man. Zij
overwogen daarbij dat Luxemburg het eenige steunpunt vormde aan
den oostelijken vleugel van de ten voordeele van Spanje en de Repu
bliek gevormde barrière en dat, met het oog op de overstrooming met
Fransche soldaten ten platte lande, de garnizoenen van de Zuidelijke
Nederlanden niet mochten worden verzwakt. Het secours kon andere
mogendheden aanmoedigen tot aansluiting bij de Republiek, terwijl
het Spanje zou afleiden van „desperate gedachten". Evenwel zou het
pas gezonden worden als koning Lodewijk minnelijk overleg en de
verschaffing van levensbehoeften voor Luxemburg mocht weigeren.
Anderzijds hadden Hunne Hoog Mogenden „met seer groot leetwezen"
bevonden, dat door Spanje alle Fransche aanspraken „seer ernstelijck
„wierden tegengesprocken ende gedebatteert". Zulks moest door ge
meen overleg worden uitgemaakt; doch de tusschen Frankrijk en het
Duitsche Rijk te Frankfort, vervolgens te Regensburg, gehouden be
raadslagingen bleven zonder uitslag. Keizer Leopold benoemde in
Juni 1682 graaf George Frederik van Waldeck tot generaal van de
Frankische en Over-Rijnsche Kreitsen en verhief hem in den rijksvor
stenstand. Hunne Hoog Mogenden vergunden hem om tijdelijk in
's keizers dienst te treden met behoud zijner waardigheid in hun leger,
mits terugkeerende zoodra zij hem noodig achtten (1).
Na een anderhalfjarig verblijf werd de hertog van Parma in April als
landvoogd der Spaansche Nederlanden vervangen door Ottone En
rico del Carretto, graaf van Millesimo, markies van Grana. Hij aan
vaardde het bewind met de beste voornemens omtrent geregelde be
taling der soldaten, onder strenge handhaving der krijgstucht. Op 18
Maart 1682 waren Spanje en het Duitsche Rijk tot het Zweedscli-Ne-
derlandsche verbond toegetreden. Spanje aarzelde om zijne belangen
aan Groot-Brittannië toe te vertrouwen en wenschte beslist, dat de
Spaansche en Duitsche zaken te gelijkertijd in behandeling kwamen.
Koning Lodewijk hakte de knoop door met terugroeping zijner afge
vaardigden uit Kortrijk, de scheidsrechterlijke uitspraak aan koning
Karel van Groot-Brittannië overlatende (22 Maart). In verband daar
mede hief hij de blokkade van Luxemburg op, zoodat de zending van
de 8000 man door de Republiek kon vervallen, doch verklaarde op
twee abdijen en een kasteel nabij Keulen volle recht te hebben, en liet
in de Spaansche Nederlanden voortgaan met inbeslagnemingen van
allerlei aard. Op 10 Juni deed de Britsche gezant te Madrid een voor-
(1) Seer. Res. H. 7, 20, 21 Maart, Seer. Res. S.G. 24 Maart, 8, 20 April, 5 Mei, 20 Novem
ber, Res. S.G. 6, 18, 20 April, 16 Juli, 18 Augustus, 8 October, Res. H. 21 Juli, 3 October 1682.