98 Op 30 December 1683 verklaarde Spanje den oorlog aan Frankrijk, op een oogenblik dat Fransche legerscharen Brussel reeds dicht waren genaderd. Vreemd genoeg deed de Spaansche regeering weinig moeite tot behoud eener goede verhouding met de Republiek: ze liet o.a. hout voor palissaden halen uit de dorpen in de landen van Overmaze. De kolonel Zobel, commandeur van Maastricht, moest op hooger last aan deze dorpen „de stercke handt" bieden om van alle levering ont slagen te blijven (1). Na de komst van het 8000 man sterke secours, drong de Spaansche gezant Castel Moncayo namens zijne regeering herhaaldelijk er op aan, dat de Republiek met Frankrijk „in rupture" zou treden. Hunne Hoog Mogenden waren daartoe niet bereid en zij toonden den gezant aan, dat „Syne Con. Ma*, van Spaignien de assistentie ende hulp van „dezen Staet begeerende, sich selve ten minsten in staet ende postuir "mach stellen" met volk en geld; 't haperde aan beide. Nochtans machtigden zij prins Willem om tot behoud van de barrière het se cours te verhoogen met 12 regimenten te voet en 1500 a 1600 paarden onder uitdrukkelijke bepaling dat brandschattingen of ongerechtig heden op het door de Franschen bezette gebied moesten verhinderd worden, aangezien men met Frankrijk niet „in rupture' wenschte te treden en alleen op verdediging was bedacht. De machtiging sproot voort uit de voorstellen van de Staten van Holland, die daarvoor „de „hoogwijse consideratie en het advis van Zijn Hoogheid" hadden inge wonnen, hoewel Amsterdam en Schiedam zich ten zeerste hadden verzet (2). ijitgezonderd een opgave betreffende de artillerie voor het „rendez „vous" in Brabant zijn omtrent de samenstelling der korpsen geen andere gegevens gevonden, dan dat bij elk regiment een predikant aanwezig was (3). Vrees voor een oorlog met Frankrijk en de verdachte houding van Denemarken en Brandenburg maakten vooral de oostelijke provinciën bezorgd, 't Bleek dat de magazijnen van Gelderland en Overijssel „seer soober ende sommige gansch niet voorsien en waren, ende mits- „dien geexponeert stonden aen seer dangereuse inconvenienten." Hunne Hoog Mogenden spoorden de provinciën aan om hare quoten in de posten op de laatste staten van oorlog tot inkoop van kruit, lood, lonten en andere ammunitie in contanten te voldoen, voorts om te consenteeren in de petitie dd. 26 October 1665 ad. 500.000 tot het gieten en inkoop van geschut en in die van 18 Mei 1666 ad. 40.000 tot aanschaffing van affuiten, lepels, wisschers en aanzetters. Holland werd verzocht om te voorzien in 100.000 buskruit, 20.000 ïi lont, 500 ijsbijlen en 500 ijshaken, voor een gezamenlijke waarde van£ 44.000: (1) Seor. Res. S.G. 5, 29 Januari 1681. (2) Res. S.G. 31 December 1683, Seer. Res. S.G. 19 Januari, 16 Maart, Res. S.G. 7 Fe bruari, 29 Juli, Res. H. 7 Februari, 14, 21 Maart, Res R. v. St. 6 April 1684. (3) Zie Aanteekening Nr. 19.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 113