98 40000 man in de Zuidelijke Nederlanden, benevens voor een vloot van 30 oorlogsschepen, ongerekend de reeds aanwezige galeien in de Mid- dellandsche Zee. Met landgraaf Ernst Lodewijk van Hessen-Darm stad was een tractaat gesloten voor de levering van 6000 man te voet, 1000 paarden en 500 dragonders, binnen één maand na betaling van de aanritsgelden. Duitschland koesterde het plan tot samenstelling van twee legerkorp sen ad 19000 man: het eene onder keurvorst Maximiliaan II van Beie ren bij Pliilipsburg, bevattende 8000 Beieren, 3000 man van de Beier- sche-, 3000 man van de Zwabische kreits, benevens 5000 keizerlijken, die zicli in Oostenrijk bevonden op de grenzen van Zwabenland; het tweede onder den vorst van Waldeck, bestaande uit 16000 man van Frankisch»-, Boven-Rijnsche en Saksische kreitsen, benevens 3000 keizerlijken in Bohemen op de grenzen van Frankenland. Alle Beier- scheen kreits-troepen konden, volgens een door Waldeck op last van Hunne Hoog Mogenden ingesteld onderzoek, een sterkte van 43988 man bereiken. De Zweden zouden evenals in 1683 een vloot voor de Oostzee uit rusten en waren bereid tot zending van militie. De sterkte hunner troe pen bedroeg in het afgeloopen jaar: 15000 man in Schonen, 8000 bij Gothenburg, 10000 in Lijfland. Half April konden voorloopig 8000 man gereed zijn voor den overtocht. De Brunswijk-Luneburgers, ter sterkte van 25000, moesten gereed blijven tegen mogelijke aanvallen van Denen, Keulschen en Branden burgers. De hertogen George Willem en Ernst August sloten een contract voor de levering van twintig blikken pontons volgens de uit vinding van Willem Meesters. Hunne Hoog Mogenden namen de leiding der onderhandelingen met Frankrijk op zich. In Februari verzochten zij minstens twee maanden wapenschorsing om gelegenheid te vinden tot het doen slagen hunner vredespogingen. Lodewijk XIV wilde zulks toestaan als de Republiek zich bij een door Groot-Brittannië gewaarborgd tractaat, verbond om binnen dien tijd Spanje tot een keuze over te halen, zoo dit mislukte, met het verder verschaffen van secours te eindigen. De tijd van be raad, ook over verdere tegenvoorstellen van Lodewijk XIV, stelde hij tot half Mei. Kort na het uitbreken van den oorlog hadden de Fransclien zich over het platte land verspreid, waarbij zij zich aan plundering overgaven zelfs tot nabij Aelst, dus halverwege Gent en Brussel. Op 30 April voegde koning Lodewijk zich te Condé bij zijn leger; hij liet op 18 Mei door maarschalk Francois de Crequi het beleg van Luxemburg openen. Zoodra keizer Leopold van het beleg vernam gelastte hij de samentrekking der beide Duitsche legerkorpsende Hessische troepen kwamen ter beschikking van Spanje. Gelijk te voorzien, hielpen deze maatregelen geenszins tegen de Franschen, wier handelingen door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 118