102 ken; in November scheepten zijn zich in bij Leeroord en begaven zich naar Stickhausen. In October 1677 kwamen weder 2000 Munsterschen, bezetten Norden met 3-, Leer met 4 compagnieën, zoodat Leeroord „genoeghsaem geblocqueert" was. Aldaar bevonden zich twee compag nieën van het Groningsche regiment Reuss, te samen slechts 50 man, en een derde, Friesche compagnie met 35 man; alle batterijen en het geschut verkeerden in onbruikbaren staat. Aangezien de comman deur slechts op last van prins Willem III versterking van garnizoen binnen de sterkte mocht ontvangen en Zijn Hoogheid zich destijds in Engeland ophield, wezen de Staten-Generaal „in deze pressante gele- „gentheyt" op eigen gezag twee Groningsche compagnieën aan. Wijl deze in December nog niet waren aangekomen, weten Hunne Hoog Mogenden het achterhouden aan prins Hendrik Casimir, zijnde „eene „gantscli ongehoorde saecke, niet alleenich strijdich tegens de Unie, „maer oock van eene seer schadelijcke consequentie, dat de militie „vande Unie daerdoor aen den Staat infructeurs soude werden ge- „maeckt". 't Bleek echter dat, ten gevolge de „differenten" tusschen Stad en Lande, de compagnieën in maanden geen betaling hadden ont vangen en zij wegens de gemaakte schulden de stad niet konden ver laten. Emden kreeg een versterking van zeven compagnieën. Op het einde des jaars werden nog 3000 Munsterschen verwacht, voor wie verschillende dorpen op last der vorstin tegen 29 December bier, brood en andere levensmiddelen gereed moesten houden. In Januari 1678 richtten de Munsterschen zich in te Aurich en kwamen te Leer 5 com pagnieën (met 10 veldstukken, 5 mortieren en eene goede quantiteyt „bomben, handtgranaten ende vuurcogels"), die vervolgens naar Older- sum afmarcheerden. De commandeur van Leeroord kreeg last om „voor „als noch geen hostiliteyt tegen de voorschreve Munstersche troepen te „ondernemen" waartoe hij trouwens kwalijk in staat zou zijn, al leen „op alles een waeckend' oogh" te houden (1). De vertoogen van de Republiek over de Munstersche inkwartiering vonden geen gehoor bij bisschop Ferdinand van Furstenberg. Hij beriep zich op den keizer en betwistte aan Hunne Hoog Mogenden het recht om zich te bemoeien met zaken, welke uitsluitend leden van het Heilige Roomsche Rijk betroffen. Ook verdere bemoeiingen tot ver wijdering der Munstersche troepen bleven vruchteloos. Zelfs kwamen in April 1678 een paar honderd „Keyserschen" zich legeren onder het kanon van Leeroord. In 1679 had voor de laatste maal Munstersche inkwartiering op ruimen schaal plaats, gedeeltelijk in de nabijheid (1) Res. S.G. 9 November 1674, 4, 18 Maart, 20, 21, 26 November, Seer. Res. S.G. 28 Mei 1675, Res. S.G. 9, 14—17 Januari, 3, 6, 10, 14 ,15, 19 Februari, 3, 4, 18, 24, 30 Maart, 7, 10 April, 18, 27, 30 Mei, 1, 2, 8 Juni, 1012, 16, 19, 21 September, 10, 12, 13, 15 October, 7, 20 November, 4, 5, 14, 21, 24, 31 December, Res. R. v. St. 18 Maart, 10, 14, 21 September, 26 November, Seer. Res. S.G. 3, 7, 13 Januari, 13, 14 Februari, 3, 6, 10 Maart 1676, 22, 26 Juni, 14, 21 September, 19 November, 14, 18, 29 December, Res. S.G. 5, 16, 22, 25 October, 23, 25 November, 29, 30 December, Lias loopende dd. 18 December 1677, Res. R. v. St. 3 Januari, Res. S.G. 14, 17, 28 Januari 1678.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 122