108
naar Bridgwater gevangen genomen en, 25 Juli, te Londen onthoofd(l).
De koning liet Hunne Hoog Mogenden bedanken voor de zending der
zes regimenten, die weldra zouden terugkeeren. Holland leverde enkele
aanhangers van Monmouth aan Engeland uit en trok het uitvoerver
bod van ammunitie in. Bevil Skelton, opvolger van Thomas Chud-
leigh vroeg inbeslagneming van den te Amsterdam teruggebrachte Hel-
derenbeigh, waartegen de belanghebbenden hun onschuld aan de han
deling betoogden wegens onbekendheid met het doel, terwijl de admi
raliteit van Amsterdam beweerde het vertrek der schepen van Argyll
en Monmouth niet te hebben kunnen beletten, wegens het gemis eener
voldoende scheepsmacht. Na Monmouth's dood ijverde Jacobus II
sterk voor de verbreiding van den Roomsch Katholieken godsdienst en
begiftigde de pausgezinden met de aanzienlijkste betrekkingen in het
leger (2).
In Mei 1686 maakte Skelton Hunne Hoog Mogenden bekend met
de op 10 Maart afgekondigde „generale amnestie" voor de rebellen,
echter vergezeld van een lange lijst met uitzonderingen; voor de daar
op voorkomende personen verzocht hij verbod om in de Republiek te
verblijven. Zij kregen veertien dagen tijd voor de regeling hunner za
ken, bij verder talmen, onder bedreiging op verbeurte van lijf en goed;
in geen enkele provincie werd streng toegekeken, in weerwil van den
aandrang uitgeoefend door den Engelschen gezant, die ten deze bleek
te zijn ingelicht (3).
Skelton werd in October als gezant overgeplaatst naar Parijs; zijn
vertrek kenmerkte zich door een poging tot oplichting te Rotterdam
van den Engelschman Robbert Peyton, thans burger van Amster
dam „met wille en meyninge om hem naer Engelandt te vervoeren
„met het jacht dat aldaer gecomen was om den heer Skelton af te ha
len." Zes met ontbloote degens, in het rood gekleede officieren, over
vielen Peyton op zijn wandeling van de Beurs naar de „herberge de
„Moriaen by 't oude Hooft"; zij bonden en mishandelden hem in den
herberg „genaempt t' Schilt van Vranckrijck". De hoofdofficier van
Rotterdam, door burgers gewaarschuwd, bevrijdde Peyton en stelde
de officieren, waaronder de luitenant-kolonels Thomas Sulyard,
John Hayles en William Middleton, in arrest. Jacobus II, ver
nemende dat de officieren gevangen zaten op de voorpoort te 's-Graven-
hage en voor den krijgsraad zouden terechtstaan, verklaarde aan den
gezant Aernout van Citters, dat de aanslag buiten zijn weten was
gepleegd; hij veroordeelde het optreden van Skelton, doch het zou
hem aangenaam zijn als de officieren buiten vervolging werden ge-
(1) Zie Aanteekening N° 23.
(2) Res. S.G. 7, 9 Juni, 24, 28 Juli, 19 November, 1 December, Seer. Res. S.G. 22 Juni, Res.
H. 7 Juni ,15 Augustus, Seer. Res. H. 15, 17 Augustus 1685, 30 Mei, 19 Juni 1686.
(3) Res. H. 28 Maart, 2 April, 14, 17 Mei, 7 Augustus, Seer. Res. S.G. 29 April, 18 Mei, 10
October, Res. S.G. 10, 18, 20 Mei, 4, 14 Juni, 9, 26, 29 Juli, 5; 8, 9, 12 Augustus, 16, 21 22
October, G.P.B. IV 382—384 dd. 20 Mei. 4 Juni 1686.