112
bij zijn huwelijk met Karel's zuster Elisabeth Charlotte afstand
had gedaan van alle rechten en aanspraken. Zonder dat het tot vijan
delijkheden kwam de zoogenaamde Orleanistische oorlog zou pas
na Willem's verheffing tot koning van Groot-Brittannië uitbreken
trad Lodewijk in de geheele Palts als heer en meester op. Hunne
Hoog Mogenden wilden trachten om Filips van Orleans met geld
sommen tevreden te stellen en begonnen met de aanbieding van het aan
den overleden keurvorst toegekende, doch sinds vijf jaren niet be
taalde pensioen der hertogin (1).
Duitschland bleef derhalve niet gespaard voor Lodewijk's aan
matigingen. Keizer Leopold drong door zijn gezant Johann Cram-
prich van Cronefelt bij de Republiek aan op ondersteuning tegen
„den Turck" en op betaling der achterstallige subsidies. Bij het trac-
taat van 30 Augustus 1673 had de Republiek zich verbonden tot beta
ling van 45.000 „escus" per maand voor zoolang de oorlog duurde;
deze eindigde voor de Republiek met den door haar afzonderlijk ge
sloten vrede van Nijmegen in 1678; voor. den keizer echter met de
overeenkomst van 5 Februari 1679. Thans was de schuld opgeloopen
tot 2.348.000 „escus" of rijksdaalders. Aan het verzoek om ondersteu
ning kon de Republiek niet voldoen Ook deden zich eenige moeilijk
heden met den keizer voor toen de troepen van keurvorst Maximiliaan
van Beieren, waarmede tegen Luik was opgetreden, ter beschikking
van den keizer waren gesteld, die hen in afwachting van hun opmarsch
naar Hongarije van 1684 op '85 de winterkwartieren in nabijgelegen
rijksheerlijkheden liet betrekken (2). Eenige aanzienlijke Nederland-
sclie jongelieden, die „gedurende deze vredige tijden genegentheyt
„hadden om sich te vervoegen naer Venetien, om die Republycke in
„den oorlogh tegen den Turck te dienen", waren door Hunhe Hoog
Mogenden bij de hertogelijke regeering aanbevolen, als Reinier van
Rechteren, Rudolf Siciiinghe tot Warfum en Volckert van
Haersolte tot Oldenhof. Siciiinghe, die tegen 1 Mei 1686 te Xan-
ten een regiment zou leveren, kon wegens het uitblijven der aanrits-
gelden niet aan zijn verplichtingen voldoen (3).
De aanmatigingen van Lodewijk XIV brachten zijn tegenstanders
nauwer tot elkander. Tusschen de Republiek en Brandenburg verbeterde
in 1685 de verhouding aanmerkelijk. Het in 1678 gesloten verbond liep
in genoemd jaar af en werd op 23 Augustus voor twaalf jaren verlengd,
met waarborg voor den keurvorst van betaling der achterstallige sub
sidies tot 440.000 rijksdaalders (4). Op 12 Januari 1686 sloten de Re-
(1) Res. S.G. 14 Juli 1685, 13 September, 26 November 1686.
(2) Res. S.G. 2, 13 Januari, 8 Februari 1685, Res. H. 25 Januari, Res. S.G. 30 Augustus
1687. Zie Aanteekening N° 26.
(3) Res. S.G. 24 April, 25, 30 Mei, 6 Juni, 7 Juli 1685, 2 Februari, 7 Maart 1686.
(4) Seer. Res. S.G. 15 Maart 1683, Res. H. 27 Juli, Seer. Res. S.G. 22 Augustus, Res. S.G.
23 Augustus 1685, Res. R. v. St. 13, 25 Juni 1686.