120
„uytstel en ten alderspoedichsten te willen verclaren". De consenten
lieten werkelijk niet lang op zich wachten. Ten einde spoedig over con
tanten te beschikken, vonden de Staten van Holland goed om de aan-
rits- en transportgelden-, Hunne Hoog Mogenden om de gelden voor
de recruteering, transport van troepen, ammunitie, geschut, levensmid
delen en andere behoeften te leenen van de voor de fortificatiën be
stemde vier millioen, waarbij men er op rekende, dat de geleende pen
ningen door de provinciën ten behoeve van het oorspronkelijke doel
zouden gestort worden. Toch mangelde het in 't laatst van November
nog aan de aanrits- en werfgelden voor de vreemde troepen (1).
Bij de voor den tocht naar Engeland in gedachte genomen korpsen
ontbrak de tijd om de recruteering ten uitvoer te brengen, zoodat zij
de vredessterkte voorloopig behielden; bovendien achtte men de recru
teering voor de te Emden garnizoen houdende compagnieën overbodig.
Om de provinciën, welke dientengevolge minder behoefden te recru-
teeren dan de andere, niet te bevoordeelen, besloot men ze te belasten
voor een extra-versterking van het garnizoen te Maastricht, door:
vermeerdering van elke der 82 compagnieën infante
rie aldaar met 40 man3280
oprichting van een 3e regiment dragonders (Berlo)
van 8 compagnieën ad 86 man688
en van 3 compagnieën cavalerie ad 96 ruiters. 288
te samen 4256 hoofden;
voor de werfgelden deden Hunne Hoog Mogenden een beroep op Hol
land. De goede roep van betaling veroorzaakte de overkomst te Maas
tricht van tal van Spaansche deserteurs, die zooveel mogelijk werden
afgewezen. Overigens geschiedde de werving regelmatig. In December
sloot Waldeck een capitulatie met Marcellus Richard tot oprich
ting van een compagnie cavalerie; de beide andere compagnieën en het
regiment dragonders kwamen in 1689 tot stand (2).
Op 15 October, dus weinige dagen vóór den overtocht van een deel
des legers naar Engeland, stelden de Staten van Holland Hunne Hoog
Mogenden in kennis, dat Zijn Hoogheid met Karel XI van Zweden
had onderhandeld betreffende de overdracht van 6048 man te voet,
waaraan de provincie reeds goedkeuring had gehecht met beschikbaar
stelling van haar aandeel in 108.864 rijksdaalders voor de aanritsgel-
den, berekend op 18 rijksdaalders per hoofd. Hunne Hoog Mogenden
betuigden hiermede instemming en belastten Christiaan Rumpf, hun
resident bij het Zweedsche hof, met de onderhandelingen aangaande
(1) Seer. Res. H. 18, 22 September, 2 October, Seer. Res. S.G. 20, 25, 28 September, 2, 4,
9 October, 23 November, Res. S.G. 5, 16 October, 23 December, Res. H. 25 September, 6
October 1688.
(2) Res. S.G. 25 October, 9, 20, 24 November, 1, 3, 9 December, Res. R. v. St. 29 October,
24 November. Seer. Res. S.G. 22 December, S.G. Lias looponde dd. 24 November 1688. Zie
Aanteekening N° 28.