122
gelheim schandelijk overgegeven Mainz, voorts op 9 November
Trier, waaruit keurvorst-aartsbisschop Johan Hugo van Orsbeck
gevlucht was naar Ehrenbreitstein.
Den 21sten October deed Ckamprich namens keizer Leopold een
beroep op Hunne Hoog Mogenden om tot behoud van Keulen eenige
troepen bij die van de Westfaalsche kreits te voegen. Hoewel de Repu
bliek zich nog in vredestoestand met Frankrijk bevond, besloot men
bij Nijmegen een observatie-korps te vestigen onder bevel van den
vorst van Waldeck. De generaals kwamen weder in het genot van
oorlogstraktement, zij en de hoofdofficieren van vergoeding voor wa
gendiensten, de titulaire kolonels, die het bevel over een regiment voer
den, in dat van kolonelstraktement. Conducteurs en ander personeel
werden weder aangenomen, paarden aangekocht, o.a. voor in te sche
pen ruiterij door Johan Wolffbaad, pikeur van Zijner Hoogheids
jachtpaarden. Christiaan Frederik Sohuman trad op als doctor van
het leger, Bernard van Halberschmidt als chirurgijn-generaal te
velde. Men zond 30000 vat koren naar Maastricht en sloot met Ruben
Elias Gomperts een contract tot levering van rogge, haver, stroo en
hooi. De luitenant-generaal Hans Willem van Aylva zorgde voor
verbetering der fortificatie-werken van Nijmegen, waarvan sommige
werden voorzien van palissaden en stormpalen, Ten slotte verlangde
de Raad van State van de gouverneurs en commandeurs opgave van de
in ieders district aanwezige militie en afwezige officieren (1).
Op 23 October verliet Waldeck 's Gravenhage en vestigde het
hoofdkwartier voorloopig te Weert, in afwachting van bevelen „hoe-
„danich hij sich, int'reguard van de nabuiren, soo vriendt als verwach-,,
„tende vijanden, souden hebben te gedragen". Prins Willem gebood al
ras de plaatsing van het observatie-korps te Wesel, waar een schipbrug
over den Rijn de gemeenschap tusschen beide oevers moest waarbor
gen. De stad vormde het middenpunt van de werving voor het Staat-
sche leger, hetgeen zoowel tot een gewenschten uitslag kon lijden als
op mislukking uitloopen omdat vele officieren noch ordonnantiën,
noch aanritsgelden, hadden ontvangen. De hertog van Brunswijk-Lu-
neburg wees inmiddels op de voor Duitschland dreigende gevaren, nu
de Franschen meester waren van de geheele Palts en het oog sloegen op
Koblentz en Hermanstein. Het lot van de Republiek ten zeerste af
hankelijk zijnde van dat van Duitschland, verwachtten de Duitschers
krachtige hulp en een bezetting van Keulen door Staatsche troepen.
Hunne Hoog Mogenden waren 't daarmede geheel eenszij machtig
den Waldeck „eenige occasie siende om met apparentie van succes
„eenige avantage op de Fransche Trouppen te doen, sich daervan te
„mogen bedienen, ende deselve allen mogelijck afbreuk te doen".
Achteraf bleek „dat de saecke sco pressant niet en was". Bovendien
liet het jaargetijde niet toe om het geheele korps van Waldeck te velde
(I) Res. R. v. St. 16, 17, 19, 21, 30 October, 1, 5, 8—10, 29 November 1688.