129
Artillerie-personeel onder kolonel Charles de Goullon, daaronder
14 van de „bequaemste cannonniers" (1).
Aangewezen reserve-regimenten: van kolonels graaf Johan Belgicus
de Hornes en Filips Otto van Coeverden; te Hellevoetsluis lagen
transportschepen zeilree. Transportvloot, 350 schepen. Het geleide
van 50 oorlogsschepen verdeeld in 3 eskaders: het le onder luitenant
admiraal Cornelis Evertsen, het 2e onder Arthur Herbert, door
den Prins benoemd tot luitenant-admiraal-generaal, het 3e onder
Philips van Almonde (2).
Prins Willem scheepte zich in op het fregat „den Briel", kapitein
Joan van der Esch. Hem vergezelden de luitenant-admiraal Willem
Bastiaensz. Scheepers en de schout-bij-nacht graaf Frederik
Willem van (Limburg)-Stirum-Bronkhorst als raadslieden bij den
overtocht en de landing. De vlag, welke bij 's Prinsen komst aan boord
werd geheschen, vertoonde een wapenschild, samengesteld uit het wapen
van Oranje-Nassau en de wapens van Engeland, Schotland en Ierland;
daarboven de uitdrukking „For the protestant religion and the liberty
„of Engeland", aan den onderkant „Je Maintendrai". Op 29 Octo
ber stak het grootste gedeelte van 's lands vloot uit Goedereede in zee,
den volgenden dag de rest der schepen, waarbij het fregat „den Briel".
Na voorbij Scheveningen te hebben gezeild werd de vloot „in de nacht
„van een seer harden storm belopen, waerdoor de schepen in de duyster-
„heyt seer waren verstrooyt geworden", zoodat terugkeer naar de
vaderlandsche havens gebiedend noodzakelijk was. Schade aan het
roer van „De provincie van Utrecht", gevoerd door den vice-admiraal
Almonde was spoedig hersteld; het grootste verlies leden de paarden
waarvan ongeveer 300 waren gestikt door het sluiten der luiken tegen
de overstortende golven; een officier verdronk, de luitenant Fran-
gois de Falgerole van het cavalerieregiment Montpouillan. De Prins
zonder deze tegenslag als een naar veler oordeel ongunstig voorteeken
te beschouwen stak op 10 en 11 November ten tweede male in zee,
thans met beter gevolg, met behoud van dezelfde indeeling als de
vorige keer, voor zooverre de geleden schade zulks vooroorloofde. Van
de ontredderde schepen bleven achter:
bij Texel het fluitschip „De Seven Gebroeders" met 4 compagnieën
van het regiment Pembroke onder majoor Fairwell, het schip „Maria
Elisabeth" met ammunitie en handgeweer, de galjoot „Maasterland"
met haver, een andere galjoot met paarden en eenige dragonders van
het regiment Eppinger;
te Hellevoetsluis de fluitschepen „de Guide Leeuw" en „St. Clara",
benevens een fregat tot escorte met. 6 compagnieën van het regiment
Holstein en 70 Fransche gereformeerde officieren, een schip met paar-
(1) Acte Raad van State 11 Januari 1689.
(2) Pamfletten 12787—12790. Zie Aanteekening N° 29.
VI
9