133
vaartuigen op de rivieren en de binnenwateren, waartoe meestal sche
pen, bekend onder den naam van „drommelaers", werden bestemd.
Hunne Hoog Mogenden droegen den Raad op om de fortificatiewer-
ken van Nijmegen met spoed te voltooien, de magazijnen van deze ves
ting en van andere frontierplaatsen van het noodige te voorzien, de
artillerie-treinen marschvaardig te maken, voor een schipbrug over
den Rijn bij Schenkenschans ten dienste van troepenverplaatsingen te
zorgen, bij Nijmegen en Bergen-op-Zoom schepen gereed te houden
om in spoedgevallen twee regimenten te vervoeren, den voorraad blik
ken pontons aan te vullen en maatregelen te treffen om vroeg in 't voor
jaar een „corps d'armee" in het veld te hebben. Voorts werd uitvoer
van paarden en oorlogsmaterieel verboden en zorg gedragen voor het
openhouden en bijten van de bevroren wateren (1).
Vele der Zeeuwsche eilanden lagen, deels tengevolge van waterscha
de aan de dijken, deels door aanwas van slib, genoegzaam open voor
den vijand. Ter bescherming van de eilanden Kadzand en Schoondijke
kregen de landzaten van den magistraat 's Lands van den Vrijen van
Sluis bevel om zich, te voet of te paard, van geweer en munitie te voor
zien. Dekte voorheen de stad Aardenburg het platte land, thans was
het garnizoen daarvoor te zwak; ook de vestingwerken, zoomede die
van IJzendijke en Juffrouwenschans waren in slechten staat. Men be
riep zich op Hunne Hoog Mogenden om de „behoorlijcke versterckinge
„vande swacke advenues der voornoemde quartieren soodoend» te
„voorsien, dat de ingesetenen des te meer met een volcomen confiden
tie mochte bewogen werden, alle gevreesde periculen te helpen aff-
„wenden", zoo noodig zelfs door het inlaten van zout water. Maar, zoo
als de zaken stonden, was verzet tegen het heffen van contributiën
door de Franschen niet mogelijk. De burgers van Aardenburg, waar
nog onlangs drie vijandelijke spionnen, voormalige Staatsolie soldaten,
waren binnengebracht, zoo mede die van Biervliet, de polders Isabella
en Bewester Eede waren tot stortinge bereid, ter „voorcoming van
„plunderinge, weghvoeringe van vee, affbrandinge van huysen en
„hoffsteden, mitsgaders andere ongemacken". Half December vertrok
het te Aardenburg overgebleven garnizoen naar Sluis, waar tevens bin
nen kwam het regiment van graaf Willem Adriaan de Hornes uit
Middelburg, met vervanging aldaar door het regiment Schotten, waar
van 1 officier en 36 man op het kasteel Rammekens lagen. Evenwel,
toen 600 Franschen de Brugsche vaart overschreden, kon noch graaf
Hornes, gouverneur van Sluis, noch de- Spaansche landvoogd
Guastanaga zich tegen hunne geldheffingen verzetten. Pas tegen het
einde des jaars trad eenige verbetering in. Waldeck was in staat om
de regimenten Coeverden en Wylich-Lottum naar Vlaanderen te zen-
(1) Res. S.G. 30 November, i, 9, 15—18, 22, 31 December, Seer. Res. S.G. 22 December,
Res. H. 2 October, 29 December 1688.