184 den, verder het regiment Manmaecker Hofwegen met 9 compagnieën van Ter Bruggen, 6 van Holstein-Norburg en 4 van een regiment En- gelschen naar Bergen-Op-Zoom: sleutel van de Zeeuwsclie eilanden (1). Ook de Meierij van 's Hertogenbosch en de baronie van Breda bo den een uitgebreid veld voor de Fransche knevelarijen. De Franschen legden eenige dorpen in de asch en schreven de opgezetenen te Groot Breugel aan tot betaling van contributiën „op poene vande gantsche „Meyerye en baronnie van Breda te sullen affbranden"; voorloopig moesten '200.000 rijksdaalders in drie termijnen worden opgebracht. De kolonel Johan van Beaumont voerde het bevel te Breda, kolonel Hendrik van Uyttenhove te 's-Hertogenbosch, zulks wegens afwe zigheid bij het veldleger van de gouverneurs Johan Theobald van Weybnom en prins Walrad van Nassau-Sarbrucken (Usingen). Te Breda waren, sedert het vertrek van het regiment Wylich-Lottum naar Vlaanderen, achtereenvolgens aangekomen 5 compagnieën van het regiment Beaumont (de 5 andere kwamen te Geertruidenberg), de ca- valerie-regimenten van Weybnom, Warfusé en Berlo, elk van 3 com- pagniën, het Brandenburgsche regiment onder overste Willem van Brandt van 6 compagnieën ad 120 man, het Luneburgsche regiment van Christof Hildebrand van Nettelhorst, sterk 5 compagnieën van 110 man. De Staten van Groningen ontvingen van Hunne Hoog Mogenden het verzoek om 4 compagnieën hunner cavalerie naar 's Her togenbosch te laten gaan, hetgeen zij weigerden wegens den verren af stand. In weerwil van vele versterkingen, oordeelde de kolonel Uytten hove dat de invallen der Franschen alleen waren te verhinderen bij bezetting van de steden Hasselt, Maeseyck, St. Truyen en andereplaat sen door Staatsche troepen. Dienovereenkomstig kreeg Waldeck opdracht om maatregelen te treffen (2). De Franschen hadden reeds vóór hun optreden in Staats-Brabant een uitgestrekt deel van het Land van Sambre en Maas geweldda dig bezet en aldaar, in het Land van Luik en de drie landen van Over- maze contributiën gevorderd. Kolonel Zobel, commandeur van Maas tricht, ontving op de vraag hoe zich tegenover hen te gedragen, van Hunne Hoog Mogenden ten antwoord, dat hij „onder het canon offte „in het gesicht vande voorschr. stadt" geweld met geweld moest kee- ren. Zij verboden elk verdrag over brandschattingen en verzochten de betaalsheeren om „in cas van blocquade offte belegeringe" van Maas tricht voor het garnizoen 2 of 3 maanden soldij in voorraad te houden. Aangezien een voldoend getal militie ontbrak en de Staten van Hol land bezwaren opperden om hunne provincie van troepen te ontbloo- ten, verzochten Hunne Hoog Mogenden, op grond der tractaten van (1) Res. S.G. 28 September, 1, 15, 27, 31 December, Res. Zeel. 13 November, Seer. Res. S.G. 6, 7, 14, 28 December, Res. R. v. St. 15 December 1688. (2) Ros. S.G. 5, 14, 15, 18, 22, 23 December, Seer. Res.S.G. 6, 8, 22, 27 December, Res II 23 December, Res. R. v. St. 5, 6, 9 December 1688.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 154