135 30 Augustus 1673 en 18 Maart 1683, aan Guastanaga de beschikking over 1000 tot 1200 ruiters, ten deele dragonders; de landvoogd ver ontschuldigde zich met de bewering daarvoor machtiging van Madrid noodig te hebben. Ten bewijze der geringe sterkte moge dienen, dat de kapitein Theobald van Biesenbroeck voor de volvoering eener be scheiden opdracht soldaten en ruiters moest ontbieden uit vijf steden: Maastricht ,'s-Hertogenbosch, Breda, Grave en Nijmegen (1). Tegen het einde des jaars 1688 zag de toestand des vaderlands er alles behalve rooskleurig uit. De Pransche kapers maakten de zee on veilig, zelfs werden koopvaarders voor de havens buitgemaakt.Weinig viel te rekenen op hulp van de geallieerden, die in geen geval spoedig en in voldoende mate aanwezig konden zijn. Alleen keurvorst Frederik van Brandenburg toonde zich naar vermogen genegen tot hulp. De bisschop van Munster had zich nog niet verklaard. Die van Luik scheen, wel van „goede wille", doch zijn land was ten deele door de Franschen bezet. De stad Keulen verzekerde dat zij, zonder voorkennis van kei zer Leopold en de kreits-vorsten, geen tractaat van neutraliteit met Frankrijk zou sluiten. De Spaansche Nederlanden waren onvermogend. De gevolgtrekking lag voor de hand, zooals Hunne Hoog Mogenden zich tegenover den prins van Oranje uitlieten, dat zij t meeste reken den op „de assistentie ende hulpe, die wij van U Hoocheyt ende van „den goeden uytslagh van desselffs entreprise verwachten" (2). Bij den vrede van 1678 was prins Willem zoogenaamd hersteld in de souvereiniteit van het prinsdom Oranje; dit was feitelijk bij Frank rijk ingelijfd slechts ontbrak de officieele erkenning. Daarentegen was Frederik Maurits de la Tour d'Auvergne werkelijk hersteld als markies van Bergen-op-Zooin. Op het aan Auvergne, onderdaan des konings van Frankrijk, toe- behoorende markiezaat met domeinen, aanhoorigheden, inkomsten, de heerlijkheden Borgvliet en St. Michielsgestel, legden Hunne Hoog Mo genden, bij resolutie van 23 December 1688, beslag ten behoeve van Zijn Hoogheid „om eenichsints in compensatie te mogen strecken te- „gens de meerder schade die meerhoochgemelte Sijn Hoocheyt door den „ingevallen oorloch onder het gebiet van Vranckrijck quam te lijden Op 24 December, dus bijna gelijktijdig, schonk Lodewijk XIV de inkomsten van het prinsdom aan Auvergne. (1) Res. S.G. 26 November, 2 December, Seer. Res. S.G. 18, 21, 22, 28 December, Res. H. 23 December 1688. (2) Seer. Res. S.G. 27 December, Res. S.G. 31 December 1688.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 155