140
De Staten van Friesland toonden, gelijk bij de meeste volgende
gelegenheden, dat zij het eigenbelang der provincie boven dat van het
algemeen stelden. Zij verzetten zich tegen de vermeerdering van het Hol-
landsche regiment mariniers van kolonel van Weede van Walenburg
sterk 20 compagnieën, met een compagnie grenadiers; evenzeer tegen
het „rangeeren van sestich compagnien met blinde namen op Holland
„ende twaleff op Zeeland, daertegens Vriesland met vaste militie
„sijnde beswaert". Hoewel ze in 1672 zestien compagnieën te weinig
had opgericht, maakte de provincie thans aanmerking op de verande
ring van repartitie voor sommige compagnieën. Ook bleef Friesland
zich verzetten tegen het vergeven van militaire ambten door den kapi
tein generaal der Unie of door hun eigen stadhouder, een recht, hetwelk
de Staten voor zich zeiven behielden. Groningen liet in het loopende
en vele volgende jaren 3 compagnieën cavalerie onbetaald, waaronder
de compagnieën van den bij St. Omer gesneuvelden ritmeester Karel
Alepelt, zoon van den Deenschen veldmaarschalk Claus Alefelt;
in 1687 verantwoordde de provincie zich, dat de aanslag op den staat
van oorlog de verplichte quote verre had overtroffen. Zeeland behield
zich voor om bij geldelijke onmacht „soo veel militie aff te wijsen, als
„waermede deselve bevonden souden werden te veel gechargeert te sijn".
De zelfzuchtige zelfstandigheid der provinciën maakte 't den Staten-
Generaal en den Eaad van State bij hunne reeds zoo zware zorgen
voor de bevrijding des vaderlands voorwaar niet gemakkelijk. Evenwel
eindigden de vier provinciën „onvermindert liaere grieven ende con
sideration" met het verleenen van consenten. Holland gaf daarbij een
goed voorbeeld door de traktementen der hooge officieren tot de in
vorige oorlogsjaren toegekende bedragen te herstellen (1).
Voor het onderhoud van vijf door Friesland afgewezen compagnieën
4 compagnieën mariniers gedurende 12 maanden en de compagnie
van Johan Flud van Gilde gedurende 7 maanden was de Eaad
van State genoodzaakt een petitie van 58,262 176 in te dienen
(5 Augustus 1673), waarvan de afrekening vele jaren vorderde, zonder
dat afbetaling daarop volgde (2).
Staten van oorlog voor 1674.
Ten einde de provinciën zoo veel mogelijk „te subleveren van de
„sware lasten", bracht de Eaad van State op den ordinaris staat van
oorlog 24 compagnieën te paard minder dan zich in dienst bevonden.
Bij 't nader onder de oogen zien van den toestand, onder erkenning
(1) Res. S.G. 21, 25 Februari, 9, 17, 21, 24 Maart, 24 April, 1, 30 Mei, 6, 13, 22 Juli, 14
Augustus, 26 September, 23 October, 28 November, 20 December, Res. H. 1820, 26 April,
20 Juni, 13 Juli, 5 Augustus, Seer. Res. S.G. 20 September, Seer. Res. H. 28 September, 3
October, Res. Zeel. 22 November, Res. Friesl. 4, 5 April, 31 Mei 1673, 9 Januari, Res. S.G.
19 Januari, 13 Februari 1674, 19 Augustus 1687.
(2) Res. S.G. 27 April 1700.