146 van den prins van Courland, hetwelk gelicentieerd had moeten wor den; zij hielden daarbij geen rekening met de omstandigheid, dat dit regiment in dienst was kunnen blijven door de afdanking van een zeker aantal andere compagnieën. Een begrijpelijke grief van Friesland was, dat de Raad zich bij de samenstelling van den staat van oorlog had ver oorloofd om openstaande plaatsen „buyten eenige de minste preal „lable kennisse ende communicatie van dese provincie te suppleren". Onder de van de overige provinciën ingekomen consenten, trok de be dreiging van de Staten van Zeeland de aandacht, dat zij 14 compag nieën zouden afwijzen, indien Friesland en Groningen nalieten om hare quoten in de extra equipage ter zee te voldoen (1). Staten van oorlog voor 1677. De op 26 November 1676 zonder begeleidende petitie ingediende staat van oorlog voor 1677 vertoonde weinig verschil met den voor- gaanden. De Raad had op eerstbedoelde 12 compagnieën overgebracht, aanvankelijk bestemd voor afdanking, doch die op 16 Maart waren ingescheept op de vloot onder den commandeur Jacob Binckes voor een expeditie naar de West-Indische eilanden (2), evenwel leverden beide staten in totaal hoegenaamd geen verschil in het aantal compag nieën. De summa grossa beliep 1.435.648133 per maand. Tijdens de beraadslagingen over de samenstelling van den Staat van oorlog, had de prins van Oranje opgemerkt, dat „in de jongste cam pagne omtrent het beleyt vande artillerije in verscheijde gelegentheyt „sigh hadde geopenbaert eenige disordentelyckheden ende provenien- „ten" waarin noodzakelijk moest worden voorzien. In verband hier mede verscheen de Raad van State op 11 Januari 1677 ter vergadering van Hunne Hoog Mogenden ter aanbieding eener petitie (dd. 8 Janua ri) en extra staat van oorlog „raeckende de officieren van de artille- „rie,. traynspersooneel met hetgeene daertoe specteert, mitsgaders de „ponten, stormbruggen, petardiers, etc." tot een bedrag van 13.000. Zes compagnieën artillerie voor den dienst te velde deden hiermede, zij 't op bescheiden schaal ,haar intrede als wapen. Gelderland stemde toe, onder voorwaarde „de posten daerin vervat met verdragh en tijdge- „win te connen opbrengen en voldoen, sonder daer toe met executie „gedreijght off geinquieteert te mogen werden"; aan het verzoek der provincie om 1 compagnie te paard en 6 compagnieën te voet ten laste van de Generaliteit over te brengen, kon niet worden voldaan. Overijs sel eischte „dat in de Militie, tot welckers aenhoudinge de Bontge- „nooten hebben geconsenteert, geen veranderinge bij eenige derselver „int' bijzonder behooren te werden gemaeckt off die tot minder getal „gereduceert" hetgeen altemaal aanleiding gaf tot verbreking van (1) Res. S.G. 10 Januari, 18, 28 Februari, 18 April, 3 Juli, 12 December, Res. R. v. St. 17 Januari, 3 Februari, Res. Friesl. 21 Juli 1676, Res. S.G. 21, 25, 27 Januari 1677. (2) Res. R. v. St. 19 November 1676.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 166