147
de verhouding der lastenbleef verrekening achterwege, dan dreigde
de provincie over reductie te zullen „practiseren". In Maart bracht de
Baad van State de traktementen der edellieden van het kanon en de
kanonniers van den ordinaris op den extra-ordinaris staat over; ge
lijktijdig werden voor den velddienst ongeschikte edellieden vervan
gen (1).
Staat van oorlog voor 1678.
Aangezien de indiening van den nieuwen staat van oorlog vertra
ging ondervond door de reis van prins Willem naar Engeland, con
senteerde Holland bij voorbaat in voortzetting van den bestaanden.
Op 10 Januari 1678 bood de Eaad van State den nieuwen staat aan,
waarbij de éxtra-ordinaris was „ingelijft", met indeeling van 4
compagnieën artillerie op de repartitie van Holland, 1 compagnie op
die van Utrecht en 1 op die van Friesland, de niet bij deze compagnieën
ingedeelde edellieden en kanonniers werden over alle provinciën ver
deeld. Volgens de petitie veroorloofde de oorlog geenszins verminde
ring, vorderde veeleer vermeerdering van militie: „ende nademael
„eenige provintien sigh aenmatigen de compagnie op haer repartitie
„gestelt merckelijck te verminderen ende tot cleynder getal van com
battanten te brengen als op den staet van oorlogh gestelt zijn
„vertrouwt de Eaedt dat Uwe Ho. Mo. het redres vande Militie ter
„herten sullen nemen ende metten eersten in t' werck stellen". Ver
andering in de repartitie bepaalde zich: a tot de 200 man voor de West-
Indische Compagnie, thans verdeeld over Holland ad 2.38868,
Zeeland ad 40434 en Groningen ad 4293:4, te samen
3.216134 ter loopende maand; b overschrijving van de compag
nie te paard van graaf van Wittgenstein van Friesland op Holland,
tegen 2 compagnieën te voetc overschrijving van 4 compagnieën van
het regiment Delwich op Gelderland tegen 4 dito van het regiment
Mario op Holland; d overschrijving van 1 compagnie te voet van Hol
land op Overijssel; e bijschrijving van het traktement van den presi
dent van den hoogen krijgsraad ad 4000 'sjaars op de repartitie van
Holland. Verder verklaarde de Eaad op moeilijkheden te zijn gestuit
om de frontieren van den Staet in postuyr van defensie" te brengen
en te houden; gedurende den oorlog waren daarvoor jaarlijks 300.000
gepetitioneerd, doch de provinciën waren „merckelijck in gebreecken
„gebleven, en hadden selver oock de actens van versoeck daerop gesla-
„gen niet aengenomen, ende de houders van dien met ydele handen tot
„haer werkelycke droefheijt ende veler totale ruine terugh gesonden",
zoodat de Eaad genoodzaakt was geweest uit de Generaliteits-kas te
putten en andere zaken onbetaald te laten blijven. De summa grossa
(1) Res. R. v. St. 18, 19, 26 November, Res. S.G. 26 November, Res. H. 10 December 1676,
Res. R. v. St. 11 Januari, 1 Maart, Res. S.G. 11 Januari, 2, 13, 22 Maart, 5, 10, 23 April, 7
Mei, 22 December 1677.