149
raakte 27 compagnieën te paard en 224 te voet zoo spoedig mogelijk
af te danken (1).
Gelderland vereenigde zich met de resolutie van 26 Juli, mits men de
inlandsche officieren boven de buitenlanders verkoos om in dienst
aan te houden. Utrecht beweerde te hoog te zijn aangeslagen en ver
minderde dienovereenkomstig enkele posten. Friesland wenschte de
compagnieën bij de regimenten te paard en te voet van den stadhouder
op dezelfde sterkte te brengen als bij de garde van den prins van Oranje
waartegen Hunne Hoog Mogenden opmerkten, dat die regimenten nooit
gardes waren geweest. Overigens stemde Friesland overeen met de
resolutie van 4 Augustus, onder voorbehoud dat de keuze van het te
casseeren personeel aan de provincie verbleef. Toen nu op aanwijzing
van den Kapitein-generaal Hunne Hoog Mogenden eenige Friesche
compagnieën wilden ontslaan, toonden de Staten van Friesland zich
zeer ontstemd, omdat men zich naar de beginselen van de deductie van
Holland d.d. 30 Januari 1651 had moeten bepalen tot een opgave van
het aantal te casseeren compagnieën, zonder daarbij namen te noemen.
Holland kwam tot de ontdekking, dat Friesland geenszins eerlijk tewerk
ging door 1 compagnie te paard en 8 compagnieën te voet minder te onder
houden dan haar waren toebedeeld, daarbij verzuimende de namen van
de betrokken kapiteins van den staat van oorlog te laten schrappen,
alzoo den schijn verwekkende alsof zij nog aanwezig waren, bovendien
door alle compagnieën te reduceeren op een sterkte van 9 man minder
dan was overeengekomen. Groningen ging even onbevoegd te werk
als Friesland; de provincie ontsloeg het regiment van graaf Hendrik
Reuss van Plauen: „saecke van een pernitieuse consequentie directe-
„lycken strijdende tegens de Unie". Zoodra de manschappen van 3
compagnieën van dit regiment te Coevorden en van 2 compagnieën te
Leeroord de bevolen cassatie vernamen, weigerden zij alle diensten en
ging ieder zijns weegs, hetgeen den commandeurs dier plaatsen groote
moeilijkheden berokkende. Aangezien beide provinciën voortgingen met
eigenmachtige handelingen, besloten Hunne Hoog Mogenden tot een
bezending van gedeputeerden „omme door vriendelijcke redenen te
„induceren te willen laten varen de cassatie bij haer Ed. Mo. gedaen
„ende vervolgens effect laten sorteren de cassatie door Sijn Hoocheyt
„den heere prince van Oranje in 't werck gestelt (2).
De staat van oorlog van 12 September 1678 kon geenszins dienen
voor het volgende jaar. De jongste reductie was niet meer dan een
voorloopige.
(1) Res. S.G. 10 Januari, 12 September, Res. H. 5 Mei, 23 Juni, Seer. Res. H. 6 April, 26
Juli, Seer. Res. S.G. 26 Juli, 4, 27 Augustus, 1 September, Res. R. v. St. 29 Augustus 1678.
(2) Seer. Res. S.G. 4, 8 Augustus, 3 September, Res. S.G. 12, 18, 23, 31 Augustus, 7, 26
September, 1, 28 October, 9, 10, 14, 22, 28, 31 December, Res. R. v. St. 23 Augustus, Res. H.
17 November, Res. Zeel. 9 September, Res. Friesl. 10 Augustus, 14 September, 13 December
1678. Zie Aanteekening N" 32.