152 stort, had de Raad daarvoor weder posten op den staat van oorlog uitgetrokken; 200.000 voor die in de provinciën, 300.000 voor de frontieren. De summa grossa bereikte zoodoende 782.43191 per maand. Holland consenteerde onder verklaring, dat op verschil lende posten niet boven de bedragen van vorige zou betaald worden. Hoewel ook de andere provinciën consenteerden, kwam de zaak van afgewezen compagnieën niet tot oplossing. Acht van de in 1668 aange nomen compagnieën, waarvan 2 op de repartitie van Zeeland, waren nog steeds onbetaald gebleven. De provincie bracht hierin geen ver andering, evenmin in hare afwijzing in 1674 van 14 compagnieën. Daarentegen regelde zij de afrekening met de compagnieën van luite nant-kolonel Faust en anderen, hetgeen Hunne Hoog Mogenden aan leiding gaf om Friesland en Groningen aan te sporen met Zeeland te onderhandelen over de afrekening van de vlootuitrusting in 1674 (1). Staat van oorlog voor 1681. „In achtinge genomen sijnde de presente constitutie van saecken ende „tijden" stelden Zijn Hoogheid en de Raad van State in de generale petitie van 21 November 1680 voor, om in de bestaande sterkte der militie geen verandering te brengen. Hoewel de summa grossa ad 779.85523 iets minder bedroeg dan van den vorigen staat van oorlog, vreesden Hunne Hoog Mogenden, dat wederom aanmerkingen zouden vallen op de repartitie, gepaard met afwijzing van compagnieën. Zoodra het consent van Holland was binnengekomen, droegen zij op 7 Januari 1681 hunne gedeputeerden tot de militaire zaken op om, na ontvangst der overige consenten „deselve te visiteren, examineren, „de discrepente consideration inde voorschreve consenten gevonden „werdende te conciliëren, een concept van repartitie van Lasten, die „voor desen Jare souden moeten werden gedragen, te formeren, etc." Terwijl men hiermede bezig was, dankte Groningen de te Kampen lig gende compagnieën van kapitein Christoffel Willem van Eussum eigenmachtig af „synde van een dangereuse ende schadelijcke conse quentie". Ten einde voor twee onbetaald gelaten compagnieën een bedrag van 24.083 te vinden, trachtte men de provinciën eigenaar dig te overreden om slechts één stuiver te willen opbrengen voor eiken op de extra-ordinaris staten van oorlog van 1666, '67 en '68 nog ver- schuldigden guldendit gaf onderstaande rekening. schuld i/20 deel te storten. Gelderland27.143— 7— 4 1.357— 3—0 Holland157.578410 7.878—18—0 Zeeland178.371— 1—18 8.918—11—0 Utrecht7.76420 38840 Friesland102.874—12—11 5.143—15—6 Overijssel11.01673 550—16—0 Groningen5.57961 27819—0 Drente4.027128 20183 494.354—14— 9 £24.717—14—9 (1) Res. S.G. 7 December 1679, 26 Februari, 19 Maart, 27 Mei, Res. H. 23 Maart 1680; zie Aanteekening N° 9 en Deel V bladz. 388.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 172