160 zij op den staat van oorlog het traktement voor Feyo Siokinghe, ser geant-majoor van het regiment van hun stadhouder. Overijssel wees op de verplichting van Friesland om het batig saldo, verkregen door het schorsen van betaling tijdens het verblijf der zes regimenten in Engeland, te storten bij den ontvanger-generaal. Ten einde alle tegenstrijdig heden op te lossen, benoemden Hunne Hoog Mogenden in Maart, een commissie „omte visiteren ende examineren hoe de respective provin ciën sullen cunnen werden gebracht tot het doen van een generale „liquidatie van hare gedragen offte noch te dragen consenten" (1). Staat van oorlog voor 1687. Inhoud van de generale petitie d.d. 16 December 1686 en de daarop gevolgde bemerkingen en beschouwingen der bondgenooten leverden weinig verschil met. de voorgaande. De summa grossa beliep 779.3188—7. Een algemeene liquidatie bleek nog niet mogelijk, hoe zeer vele officieren en compagnieën door wanbetaling moesten lijden. De niet-betaling van de in 1674 door Zeeland afgewezen com pagnieën van het regiment Brodden later meerendeels op Friesland overgebracht, gaf in 1687 aan Holland aanleiding tot de vraag, wie voor het onderhoud had te. zorgenFriesland of de Unie. Groningen was in gebreke gebleven met de traktements betaling over 1676 en 1675 van den regimentstaf van het in 1674 nieuw aangenomen regiment Engel- schen van kolonel Lillingston; ook hier was de vraag, wie moet be talen Groningen of de Unie. Op verzoek van Hunne Hoog Mogenden deden de prinsen Willem III en Hendrik Casimir een uitspraak, welke echter geen gevolg kon hebben, omdat de beide provinciën in de gegeven opdracht hadden „gedifficulteert" en zich derhalve nergens aan zouden storen (2). Staat van oorlog voor 1688. In de petitie van 12 December 1687 tot den staat van oorlog voor 1688, met een summa grossa van 779.622—10—10, noodigde de Raad van State de provinciën uit om „de militie tot hare besoldinge staende „tot sulcken getal ende soldye aen te houden als jegenwoordigh op den „Staat van oorlogh staat uytgetrocken ende vooral geen separate cas satie off reductie en doen, gelijck Sijn Hoogheyt ende den Raet van „State geinformeert werden bij Sommige ondernomen te zijn, waer- „door de andere Bontgenoten werden verongelyckt, den Staet ver- „swackt ende den bant vande Unie gedissolveert." Onder de consenten trok die van Groningen zeer de aandachtde Staten van dit gewest wilden de militie aanhouden „soo en in voegen (1) Res. S.G. 3 December, Res. H. 4, 21 December 1085, Res. S.G. 20 Februari, 8, 13, 25 Maart, 2, 30 Mei, 24 Juni 1686. (2) Res. R. v. St. 16 December 1686, Res. H. 23 April ,Res. S.G. 26 Maart, 7, 10, 12, 2$ April, 1 Mei, 5, 24 Juni, 26, 28 Juli, 28 Augustus 1687, 13, 31 Januari, 21 Augustus 1688.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 180