170
d. Muziek.
Volgens de betalingslijsten waren bij de korpsen geen muzikanten in
gedeeld, wel trompetters bij de cavalerie, tamboers bij de dragonders
en de infanterie; enkele ruiterkorpsen voerden wel een stel keteltrom
men of pauken mede en men trof pijpers aan bij de infanterie, maar
zulks geschiedde op kosten van de officieren. Een der artikelen van
het reglement van 9 Juni 1687 gebood voor de in Staatschen dienst
staande Engelschen en Schotsche regimenten „dat de Colonels de Ca-
„piteynen niet en sullen mogen beswaren met het houden of betalen
„van eenige Hautbois, pijpers of Schalmey-speelders, dan met egale
„toestemminge van alle de Capiteynen" (1).
De prinsen van Oranje hadden hunne hoftrompetters, Hunne Hoog
Mogenden hielden er sinds 1653 trompetters van Staat op na, die bij
feestelijke of plechtige gelegenheden de trompet staken (2). Zij kregen
elk nieuwjaar een extra belooning de trompetters van Zijn Hoogheid
30 (Res. S.G. 9 Januari 1673), de trompetters van het ruiterregiment
van Zijn Hoogheid 25 (Res S.G. 23 December 1683), de gardes, tam
boers en pijpers van de garde 24 (Res. S.G. 24 December 1682), ein
delijk de Staatstrompetters 30.
In de aanteekening op bladzijde 557 van Deel V is medegedeeld, dat
het cavalerie-regiment van kolonel Johan van Welder,en, in 1666 op
den tocht naar Holstein, twee keteltrommen medenam en dat zulks
een nieuwigheid bij het leger vormde. Dit laatste is minder juist: op
de schilderij van J. Lingelbach, voorstellende den tocht van ruitery
op 1 Augustus 1650 naar Amsterdam, rijdt achter de trompetters een
paukenist die er lustig op los slaat (3). In 1688 kwamen de eerste ketel
trommen officieel in het leger, en wel bij de artillerie, waar de pauke
nist op een door twee paarden getrokken wagen zetelde.
Sinds 1670 moesten de compagnieën van elk regiment dezelfde
marsch slaan of blazen (4).
(1) G.P.B. IV 168.
(2) Zie deel V bladz. 540.
(3) Mauritshuis, schilderij N° 88.
(4) Zie deel V bladz. 451).