A. DE STADHOUDERS (1). Willem Hendrik van Oranje, geboren 14 November 1650, zoon van prins Willem II en Henriette Maria Stuart, bekleedde sinds 1672 als Willem III de waardigheden van stadhouder van Holland en Zeeland, gouverneur van Wedde en Westwoldingerland, stadhouder van de 'drie landen van Overmaze. Op 2 Februari 1674 droegen de Staten van Holland en Zeeland den Prins het erfstadhouderschap hunner provinciën op, die van Zeeland bovendien de waardigheid van Eerste Edele van hun gewest. Holland bestempelde de vermelding van de stad Brielle en het land van Voorne in de opdracht van Zeeland voor onrechtmatig, omdat beide, stad en land, te allen tijde tot Holland hadden behoord (2). Na bevrijding van vreemde overheersching werden de provinciën Utrecht,Gelderland en Overijssel weder in de Unie opgenomen (3). Zij kozen den Prins tot haren erfstadhouder Utrecht op 12/22 November 1674, Gelderland op 5/15 November 1675 (4), Overijssel op 20 Februari 1675. Ten gevolge van de verheffing van het Huis van Nassau tot een Rijks- vorstenrang, was in 1654 de titel van Hoogheid veranderd in dien van Vorstelijke Hoogheid. In 1673 benoemde koning Karel II van Spanje den Prins tot generalissimus over de Spaansche troepen en tot ridder van het Gulden Vlies, met den titel van Koninklijke Hoogheid. Keizer Leopold I benoemde den Prins tot generaal en chef over de auxiliaire troepen. Prins Willem trad op 14 November 1677 in het huwelijk met prin ses Maria Stuart, dochter van hertog Jacobus van York en Anna Hyde, gravin van Clarendon. Het huwelijk bleef kinderloos. In 1664 was prins Hendrik Casimir zijn vader Willem Frederik opgevolgd als erfstadhouder van Friesland en stadhouder van Gronin gen, onder voogdij zijner moeder prinses Albertine Agnes van (1) Voor de familieverbintenis, zie Bijlage II van Deel V. (2) G.P.B. III 123126 dd. 2 en 15 Februari 1674. Hl G P B III 47 dd. 20 April 1674. (4) Gelderland had den Prins reeds op 10/20 Februari 1675 het stadhoudersschap aange- boden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 193