215
De staat van oorlog van 7 December 1684 voor het jaar 1685 was
weder zonder extra staat, hetgeen een vermindering met 9042 man be-
teekende. Bovendien was de repartitie van Zeeland, ter wille eener ver
sterking van de gardes du corps, verminderd met de compagnie van
den overleden gouverneur van Sluisvoorts was 1 compagnie van Fries
land overgegaan op Groningen. Dientengevolge bedroeg de totale sterk
te: 592 compagnieën met 84171 man, een sterkte welke op de volgende
staten van oorlog tot in 1688 aan geen wijziging onderhevig was.
Toen, ten gevolge van den tocht naar Engeland, op 5 October 1688
de 561 compagnieën van 55 man met 16 man moesten vermeerderd
worden, bezigde men daarvoor den extra staat van 11 December 1681,
waarbij gerekend was op 562 compagnieën; de gardes Stad en Lande
herkregen niet de vermeerdering van 50 man, doch eene van 16, zoodat
ten slotte de 592 compagnieën een sterkte van 43179 man zouden ver
krijgen. Evenwel kon de vermeerdering met 16 man niet worden toe
gepast op de voor den tocht naar Engeland bestemde compagnieën;
om welke redenen men de te Maastricht in bezetting liggende 82 com
pagnieën, in plaats van met 16-, met 56 man vermeerderde (1).
b. Grenadiers.
In 1673 telde het Staatsche leger drie compagnieën grenadiers, alle
gerepartieerd op Hollandde eerste, opgericht door den meester-vuur-
werker Jordaan van Haren (2)de tweede, genomen uit het regiment
mariniers van kolonel George Johan van Weede van Walenburg;
de derde, bestemd voor het regiment gardes van Zijn Hoogheid.
De eerste compagnie treft men op den staat van oorlog voor 1673
onder de infanterie van Holland aan als „compagnie granadiers" met
een sterkte van 100 man, zonder naam van den kapitein: Ernst Go-
vert van den Bergh was de eerste commandant; hij werd nog in het
zelfde jaar 1673 vervangen door Jordaan van Haren. Prins Willem
deelde d.d. 24 November 1674 de compagnie bij het regiment van prins
Johan Maurits van Nassau in, ter tijdelijke vervanging van de com
pagnie van Pieter van Someren van Yryenes, omdat deze wegens
verblijf in het neutraal verklaarde graafschap Meurs geen deel aan den
oorlog mocht nemen. Van Haren's vaandrig was belast „om de sol
daten in het werpen van hantgranaten te oeffenen" (3).
Graaf Willem Adriaan de Hornes, meester-generaal der artillerie,
ontving van den Prins opdracht tot het formeeren eener tweede com
pagnie (4). Ze stond op den staat van oorlog voor 1673 vermeld onder
de compagnieën van het regiment Weede van Walenburg, ter
(1) Res. S.G. 25 October 1688.
(2) Het op bladz. 459 van Deel V vermelde van twee andere grenadiers-compagnieën is
minder juist weergegeven.
(3) Comm. R. v. St. 27 Januari, 14 Juni 1673; Staatsarchief Wiesbaden, M 672.
(4) Res. R. v. St. 24 October 1672,