5 s'Gravenhage om voldoening (1). Zonder betaling kon het keurvorste- lijk leger niet onder discipline worden gehouden en moest het verloopen. De hertogen George Willem van Brunswijk-Cell en Rudolf Au gust van Brunswijk-Wolffenbuttel hadden nog 17.325 te vor deren. Hoewel een Oost-Friesche storting van 300.000 de generali- teitskas stijfde en ,,une belle occasion" vormde om aan de verplich tingen te voldoen, hield men de kas gesloten, waarvan Frankrijk handig gebruik maakte om onmin te zaaien, hetgeen hen opzichte van Bran denburg scheen te zullen gelukken. Op 16 Juni sloot de keurvorst te Yossem, nabij Luik, vrede met Lodewijk XIV, kreeg de door de Fran- schen bezette Rijn-vestingen terug behalve Rees en Wesel en dankte zijn leger af. De Republiek gaf dit aanleiding om alle betalingen te staken. Al spoedig zag de keurvorst de nadeelen van den gesloten vrede inreeds in September wendde hij zich tot Hunne Hoog Mogenden ,,tot versterking van een onderlingh goed vertrouwen," hetwelk slechts langzamerhand gelukte. De majoor Theodoor Brasser deed alle moeite om de hertogen van Brunswijk gunstig voor de Republiek te stemmen. In October berichtte hij aan Hunne Hoog Mogenden, dat hij,, bij manquement van penningen genootsaeckt sal wesen her- „waerts te keeren Midden 1674 kon een nieuw tractaat met de her togen gesloten worden (2). De banden tusschen de Republiek, het Duitsche Rijk en Spanje werden inmiddels aanmerkelijk versterkt. De drie mogendheden kwamen den lsten Juli 1673 overeen om hertog Karel III van Lotha ringen aan een legermacht van 8000 ruiters en 18000 voetknechten te helpen, volgenderwijs te betalen door den hertog 5000 ruiters 8000 voetknechten den keizer 1000 3000 Spanje 1000 7000 de Republiek 1000 In Maart 1674 zond Spanje een groot deel van zijn contingent naar den hertog, doch de Republiek was moeilijk daartoe te bewegen, en verklaarde aan het bestaan van hertogelijke troepen niet te gelooven. Een afgevaardigde van den hertog trachtte Hunne Hoog Mogenden te overtuigen, dat Lotharingsche troepen reeds aan het beleg van Bonn hadden deelgenomen, vervolgens in Bourgogne waren opgetreden, thans bestonden uit 4 compagnieën garde, 8 regimenten cavalerie, 1 regiment dragonders en 2 regimenten infanterie. Hoewel de Staten- Generaal daarop aan de provinciën de storting verzochten van eiker aandeel in de kosten voor het Staatsolie Contingent en tevens bedacht waren om de Lotharingsche troepen te laten monsteren, bleven zoowel (1) Zie Aanteekening N°. 1. (2) Res. S.G. 7, 26 Januari, 20 Februari, 9, 17, 23 Maart, 4, 7, 9, 10 April, 6, 12 Mei, 12 September, 27 October, Seer. Res. S.G. 15, 22 Mei, 19 Juni, 8, 18 September 1673. De keur vorst betrok in Maart 500 centenaars buskruit uit Amsterdam voor zijne Pruisische vestingen. (Res. S.G. 11 Maart).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 25