Onder subsidie-troepen worden verstaan de tegen geldelijke vergoe dingen door buitenlandsche vorsten of regeeringen afgestane of uitge leende korpsen. De bij capitulatie vastgestelde voorwaarden behels den, onder meer, bepalingen omtrent het recht van aanstellingen of vergeving van opengevallen plaatsen. Liep de marsch naar de Republiek, ook later bij huiswaarts keeren, over vreemd grondgebied, dan moest tijdig vergunning tot doortocht zijn verkregen; zulks betrof meestal Duitsche vorsten of den gouver neur der Spaansche Nederlanden. Bij aankomst waren de gouverneurs en commandeurs verplicht tot „exactelijk" monsteren van de nieuwe troepen, waarna de magistraat voor inkwartiering had te zorgen, ter wijl het servies- of logiesgeld hoofdelijk moest worden uitgereikt (1). Slechts ten tijde van oorlog of bij oorlogsgevaar traden „vreemde „volcken" in Statendienst. Zij werden gerepartieerd volgens extra-or- dinaris staten van oorlog, in tegenstelling van de vaste of nationale korpsen, vermeld op den ordinaris staat van oorlog. Van oudsher re kenden sommige Duitsche en Waalsche regimenten onder de nationale korpsen, eveneens vroeger of later de Britsche en Zwitsersche. Alvorens in 1688 naar Engeland over te steken, had prins Willem III maatregelen getroffen om het leger zoowel door recruteermg als door subsidie-troepen aanzienlijk te vermeerderen, waarbij de oor spronkelijk gedachte sterkte van laatstbedoelde bij het sluiten der ca pitulaties eenige wijziging onderging. De in 1688 gesloten capitulaties betroffen a. Keur-Brandenburg. Capitulatie dd. 5/15 Augustus 1688 met keurvorst Fredbrik III „wegen Ueberlassung einiger Volker, jedocli nur Lehnweise", buiten de prima plana" (2) bestaande in 8 bataljons infanterie van 5 compag nieën ad 600-, 1 bataljon van 4 compagnieën ad 500 man, samen 44 compagnieën met 530 man, op gelijke wijze gekleed, gewapend met goed geweer, zoowel „piken als musketten, Schweinsfedern (3) und „degens"de bataljons genoemd naar de regimenten, waaruit zij ge- (1) Res. S.G. 4 April, Res. R. v. St. 21 Mei 1689, Res. S.G. 11 September 1697. (2) Officieren en kader. (3) „Schweinsfeder"scherp spitstoeloopend, tweesnijdend ijzeren blad aan een lange di stok, door den musketier tegen afweer van cavalerie in schuinen stand voor zich m den grond gestoken. Ze verdwenen bij de invoering van bajonetten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 289