270 detacheerd waren. Voorts 2 regimenten cavalerie van 6 compagnieën ad 300 ruiters, samen 12 compagnieën met 600 ruiters, op gelijke wijze gekleed, gewapend met goede karabijns, pistolen en degens, gemon teerd met „guten untadelhaften dienstpferden". Een en ander tegen een werfgeld van 12 rijksdaalders per infanterist, 40- per ruiter. Te leveren aan de grenzen op 20 September 1688. b. Cell en Wolfenbuttel. Capitulatie dd. 8/18 Augustus 1688 met hertog George Willem van Brunswijk-Luneburg (Cell) en de hertogen Rudolf August en Anton Ulrich van Brunswijk-Wolfenbuttel (1) tot levering van: 30 compagnieën infanterie (20 van Cell, 10 van Wolfenbuttel), elke van 88 man zonder prima plana, op gelijke wijze gekleed, gewapend met goede musketten, snaphanen en bajonetten; 8 compagnieën cavalerie (4 van Cell, 4 van Wolfenbuttel), elke van 44 ruiters zonder prima plana, op gelijke wijze gekleed, gewapend met ka rabijns, pistolen en degens; 4 compagnieën dragonders van Cell, elke van 62 man zonder prima plana, op gelijke wijze gekleed, gewapend met snaphanen, pistolen, degens en bajonetten. Geen werf- of aanritsgelden, doch voor het marschvaardig maken 20.000 rijksdaalders, te betalen bij aankomst op het grondgebied der Republiek, uiterlijk 20 September. De Brunswijksche troepen zouden te velde bijeen blijven, in de gar nizoenen zoo na mogelijk bij elkander. Zij dienden tot verdediging van de Republiek en konden bij een aanval van Denemarken op Hamburg, Lubeck of Brunswijk worden teruggeroepen. De capitulatie eindigde op 30 Maart 1689. c. Hessen-Kassei. Capitulatie dd. 2/10 Juli 1688 met landgraaf Karel van Hessen- Kassei (2). „Conditiën op den welcke de „Heeren Staten Generaal der „Vereeriigde Nederlanden hebben „geaccordeert met Sijne Furste- „lijke Doorluchtigheid den Heer „Lantgrave van Hessen Cassel „over het overlaten van eenige „volkeren so te voet als te paerd, „so als hier naer volgt". „Endliche Erklarung auff das „von Herren von Benting (3) „uberschickter Project wegen uberlassung einiger Mannschaft „ahn den Estat der Vereinichter „Niederlanden, welche zu ende „des nechts entstehenden Sep- „trembis marchiren sollen". (1) Anton Ulrich was sinds 7 Augustus 1685 mederegent met zijn broeder (Res. S.G. 11 September 1685). (2) De landgraaf werd in 1709 schoonvader van prins Johan Willem Friso. (3) Hans Willem Bentinck.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 290