A. OVERZICHT. Toen de Pranschen van een groot deel der Republiek meester waren lieten zij het Huis te Gennep slechten, Tiel, Doesburg en Harderwijk ontmantelen, daarentegen verbeteringen aanbrengen aan de verster kingen van Nijmegen, Arnhem, Kampen, Zwartsluis, Utrecht, Woerden en Naarden. Na den aftocht der Franschen verkeerden de vestingwer ken van Maastricht, Gorinchem, Woudrichem, Schoonhoven, Oude water, Goudsche Sluis, Nieuweburg, Muiden in vrij goeden staat. Toch viel er nog veel te doen alvorens alle frontieren in behoorlijken staat van verdediging waren gebracht. In 1076 rapporteerde Jacob van Wassenaer-Obdam, gouverneur van Willemstad, over „den „miserablen staet van de fortificatie-wercken aldaar, ten naeste bij „als een puynhoop leggende soo datter niet een voet wals was dat geene ''reparatie van noode hadde". Voor dat alles was veel en contant geld noodig, waaraan 't als gewoonlijk ten zeerste haperde. De provinciën voldeden geenszins aan hare consenten aangaande de fortificatieën en magazijnen van door den vijand verlaten plaatsen. In afwachting van een uitgewerkt plan, stelde de Raad van State voor, dat al vast Bommel en Kampen ten laste kwamen van Holland, Steenwijk van Friesland, enkele bijzondere posten van Zeeland en Groningende drie overige provincieën kwamen voorloopig niet in aanmerking. OverBommel ontstond verschil tusschen Holland en Gelderland. Holland verlangde de inkomende rechten van de Bommeler- en Tielerwaarden, waartegen het kwartier van Nijmegen zich verzette; Hunne Hoog Mogenden gelastten Jacob van Paffenrode, opvolger van A'ssuerus van den Boetzelaer, heer van Leeuwen, als commandeur van Bommel, om Holland gewapenderhand te ondersteunen, doch hij verzette zich en wilde alleen bevelen volvoeren van den prins van Oranje of van den gouverneur van Gelderland, graaf Otto van Limburg Stirum. De Raad van State hoopte in 1675 op een afdoening van het geschil na het houden van „een serieuse besogne ter presentie van Sijn Hoogheyt „de Heer Prince van Oranje opt'subject vande fortificatiewercken ,[in de respective frontieren van den Staet." Gedurende den oorlog viel daaraan geenszins te denken: de provinciën droegen niets af, de generaliteitskas kon niets missen (1). (1) Res. S.G. 26 Januari, IS April, 26, 28 Juni, Res. R. v. St. 26 April, 5, 11, 21, 24 Mei 1, 3, 6 Juli 1674, 16 Mei 1675, 11 Juli 1676, Res. S.G. 12 Juni 1677.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 307