291 „steden voor de eersten attacquens open te laten leggen". Terwijl Gel derland, Holland, Zeeland en Friesland een onderzoek instelden op welke wijze aan de verlangde 400.000 te komen, besloten de Staten- Generaal in afwachting een som van 100.000 te negotieeren ten be hoeve van de generaliteits-districten, waarvoor de Raad van State uitvoerige bepalingen samenstelde en prins Willem niet verzuimde om de provinciën aan te manen „ten eynde de penninghen daertoe „vereyscht mogten werden uytgevonden". Nog in 1683 moest de Raad betoogen, dat „bij de jegenwoordige constitutie van tijden niet noot- „saeckelijker is tot securiteyt vanden Staet, dan dat de Frontieren „ende advenues gebracht ende onderhouden werden in behoorlycken „stant van defentie", zoodat de provinciën het verzoek kregen om een som van 709.2574, zijnde het totaal van geldposten tot „esguali- „satie vande respective quoten" op de extra-ordinaris staten van oor log over 1682 en 1683, uitsluitend aan de fortificatiën te besteden. In 1684 volgde de aanbeveling, dat de provinciën voor de magazijnen „yder haer contingent promptelyck ende spoediclilyck gelieven te „voldoen". Geen enkel jaar verliep of er moest als 't ware gebedeld worden om het geld voor de fortificatiën (1). Betreffende „het cultiveren ende opdrogen" van de moeren besloot men te handelen overeenkomstig de in 1674 gemaakte plannen; doch er moesten zes jaren verloopen aleer men tot handelen overging, en wel in 1687 volgens het ontwerp van den ingenieur Johan Alberdingh. De moerassen van Rouveen, langs Coevorden en het klooster van ter Apel, verder tot in West Woldingerland, vorderden het aanleggen van een dijk, 3 voet hoog en 3 voet kruinbreedte over een lengte van onge veer 59.500 roeden, begroot op een uitgave van 17.850, dus tegen 6 stuivers per roede; het werk zou verricht worden door soldaten „voor „een redelycke dachhuyr als nootsaeckelyck geoordeelt soude wer- „den", onder „twee ingenieurs als opsienders, om opsicht over het werck „te hebben, mitsgaders een amanuensis om de arbeyders te betalen"; de Raad van State zou daarbij zorgen voor schoppen en spaden. Een petitie van den Raad, dd. 21 October 1681, ad 200.000 voor het ver diepen en „beneficieren" van den Neder-Rijn en den IJssel, als midde len tegen verzandingen en onbevaarbaarheid, bleef zonder uitwer king (2). In Gelderland verkeerden alle werken in een betreurenswaardigen staat, de magazijnen waren als overal doorgaans seer vervallen. In 1681 moest de Raad Utrecht sommeeren om 5000, Overijssel om 7000 te betalen, tot voortzetting van de fortificatiën van Kampen. De fortifi catiën van Groenlo zouden geslecht worden door soldaten tegen een dagelijksche toelage van 3 stuivers, verder door de boeren; twee jaren (1) Res. R. v. St. 3 April, Res. S.G. 14 Mei, 5, 11, 25 Juni, 1, 9 Juli 1681, Res. R. v. St. 18 Februari, 8 Mei 1682, Res. S.G. 20 Mei 1683, 26 Juni 1684, 18 October 1687. (2) Res. S.G. 20 Juni 1681, 1 Juli, 7, 9 Augustus 1687.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 311