29 -2 later rapporteerde genera al-majoor Flodrof, dat het werk wegens ge brek aan penningen geen voortgang kon hebben. De Staten van Gelder land, die de aangevraagde gelden voor de fortificatiën hadden toege staan onder beding, dat ze „nae behooren mochten werden opgemaeckt „en in postuir van defensie naer vereysch vande frontieren", verklaar den in 1685 „dat daer op nochtans niet en was gevolght" (1). De werkzaamheden te Breda schoten zoodanig op, dat in 1680 de ingenieurs tot op twee konden verminderd worden. De forten Terhei den en Oranje-Nassau (2), benevens de Ortenschans en St. Anthoni bij 's-Hertogenbosch werden geslecht. De fortificatiewerken van Grave zouden gemaakt worden volgens het ontwerp van den ingenieur Storff, met door den prins van Oranje aangebrachte wijzigingen, 't Bleek in 1688 dat niet volgens de bestekken was gewerkt; een nieuwe aanbesteding moest plaats hebben, de aannemers en hunne medestan ders de burgemeester en zijn zoon, vier burgers, twee ingenieurs, een commies en zijn zwager, zouden gevangen genomen worden. Allen wa ren gevlucht; hunne huizen werden door schildwachten bewaakt, op hunne gevangenneming een premie van 100 ducatons per hoofd uitge loofd. Ongeveer drie jaren later werden zij te Cleve gearresteerd en door den geweldigen-provoost van den Hove van Holland naar 's-Gra- venhage overgebracht. In 1687 had te Grave de verkooping plaats der goederen van de „gecondemneerde en voortvluchtige aannemers en „participanten". Inmiddels was Willem Meesters aannemer geworden (1683); het werk vlotte, wegens het ontbreken van de noodige pennin gen, uiterst langzaam. In 1687 was de Republiek aan onbetaalde re keningen voor de werken te Grave en Sas van Gent 200.000 schuldig, terwijl voor beide plaatsen nog groote sommen moesten worden opge bracht. Gebrek aan geld bleef een groote rol vervullen en bracht soms eenvoudige zaken in de war. Toen het regiment van graaf Willem Adriaan de Hornes op patent van Zijn Hoogheid dd. 27 April 1687 het garnizoen Grave met dat van Sluis moest verwisselen, marcheerde het naar Nijmegen om te worden ingescheept; schepen waren echter niet te vinden, omdat de schippers „niet wetende waer sij haer betalin- „gen souden ontfangen, de voorsz. stad niet dorsten aen te doen" (8). Prins Willem III overtuigde zich persoonlijk over hetgeen in Staats- Alaanderen moest geschieden. Volgens het rapport van den Raad van State dd. 1 April 1680 omvatte zulks: verbeteringen aan den dijk van Kieldrecht en andere dijken; uitbreiding van het fort Lillo; slechting van de Kruisschans en het fort Frederik Hendrik aan de Schelde; in plaats daarvan het maken van twee steenen redouten „yder met een (1) Res. S.G. 10 Februari 1680, Res. R. v. St. 4 Juni, 12 Juli, 2 Augustus 1681, 14 Juli 1683, Res. S.G. 29 November 1685. (2) Oranje Nassau lag onder de gemeente Rijsbergen aan den grooten weg van Breda naar Antwerpen. (3) Res. R. v. St. 11, 17 April, 2, 10 Mei 1680, 6 Mei 1681, 24 Februari, 11, 19, 30 Augustus, 19,22, 24, 30 September 1683, 31 December 1685, 20 Mei, 26, 27 Augustus 1686, 9 Januari, 7 Mei, 14 Juni, 12 December 1687.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 312