A. OVERZICHT.
Vóór 1672 behielp men zich met gebrekkige voorschriften op de ver
pleging van zieke en gewonde militairen. Sedert de verheffing van prins
Willem III tot kapitein-generaal van de Unie kwam daarin een be
langrijke verbetering door de uitvaardiging van doeltreffende plakka
ten, waarvan de goede toepassing slechts afhing van de Generaliteit
en de provinciale regeeringen.
Het op 11 December 1673 verschenen „Reglement ende Ordre van
„de Hoogh Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenighde Neder
landen, tot voorcominge ende redres van sieckten onder des Larults
„Militie in 't Leger en elders" bevatte de volgende bepalingen (1).
Bij elk leger te velde moesten minstens twee doctoren en twee chirur-
gijnsgeneraal aanwezig zijn; elke doctor met een „bequaeme Apoteec-
„kers Knecht" en een kist met te 's-Gravenhage gekeurde geneesmid
delen, bevattende „plaisters, linnen, noodige medicamenten ende in
strumenten, sullende de chirurgijns-generaal onder het commando
„ende subject zijn de ordres der voorsz. Leger-Doctoren".
Bij elk regiment moest zich bevinden een regiments-chirurgijn en een
„veldt-kist, voorsien met noodige medicamenten, linnen en andere be
hoeften". Per twee compagnieën minstens een chirurgijn. Een order
van den Prins d.d. 22 December 1674 stelde den kolonel verantwoorde
lijk dat zijn regiment „voorsien zij vande noodighe quantiteyt van goe-
„de chirurgijns, ten minste tot het getal van ses, benevens een Chirur-
„gijn Major" (3). De bekwaamheid der compagnies-chirurgijns was
hoogstens van practischen aard! nog 18e eeuwsche capitulaties beschre
ven hun werking: „le chirurgien prendra garde sur les cheveux et bar-
„bes de soldats, et aura grand soin d'eux dans les maladies et bles
sures".
Een intendant was belast met de administratie te velde, een „Hospi-
„taalmeester van t' Leger" met het toezicht op de levensmiddelen en
het opvolgen van de bevelen der doctoren.
De verplegers „om de siecken ende gequetsten in het Leger op te pas
sen moesten hen tevens van „spijs ende Dranck" voorzien. De ver
in G.P.B. Iir 182.
(2) G.P.B. III 187.
VI
20