306 pleging te velde behoorde te geschieden in huizen of tenten, met afzon dering van lijders aan besmettelijke ziekten; voorhanden moesten zijn „Matrassen ende Paillassen, mitsgaders Deeckens of Hayre Kleeden". Zieken en gekwetsten, in gasthuizen verpleegd, moesten van een schrif telijk bewijs hunner compagnies-commandanten zijn voorzien. „De publycque wegen en Advenues van 't Leger moesten werden ge- „suijvert van alle Vuijligheyt, doode Beesten, ende alle andere stinc- „kende materie. Doode Lichamen werden tijdelijck in diepe kuylen op „afgelegen plaetsen begraven, tot voorkominge van alle infectie en be- „smettelyckheijt". Nadat het reglement van 1673 ruim drie jaren had bestaan, ver scheen d.d. 27 Februari 1677 een „.Reglement voor de Meesters Chirur- „gijns te Velde" (1), waarvan de aanhef luidde: „Alsoo de experientie „geleert heeft, dat door de negligentie ende onbequaemheyt van eeni- „ghe chirurgijns in het cureren der krancke en gequetste Soldaten, ende „het verwaarlosen vande Medicamenten als anders, die van 's Landts „wegen jaerlycks soo in het Hospitael als aen de Regimenten te velde „worden verstreckt, verscheydene abuysen syn gepleeght is goedt- „gevonden ende verstaan". Gedurende den tijd, dat het leger zich te velde bevindt, zullen tot meer der hulp van de doctoren en chirurgijns-generaal worden aangesteld „vier goede bequame ende wel-geexperimenteerde Meesters Chirur- gijns, yder met een goed Knecht voorsien, die hun geduyrende de „gantsche Campagne of eenige belegeringen sullen moeten laten vin den bij of omtrent het gezegde Hospitael omtrent de Brigades of el- „ders, soo en gelyck hun hij den Generael van 't Leger sal worden ge- „ordonneert". Het traktement van deze brigade-chirurgijns bedroeg 60 ter loopende maand, waarvoor elke kolonel maandelijks 6 had te storten, die hij op zijne kapiteins kan verhalen. De chirurgijn-majoor van het regiment moest zijn „een goed bequaem „en expert Meester-Chirurgijn, die ook (des versocht werdende) ge- „houden sal wesen aan den Doctor en Chirurgijn Generael van sijn „capaciteijt reeckenschap te geven". Zijn traktement bedroeg evenveel als van den brigade-chirurgijn en moest door de compagnies-comman danten worden betaald. Alle chirurgijns moesten op eigen kosten zijn voorzien van „goede en „bruyckbare Instrumenten tot hun Handtwerck en Kunste dienstigli „en bequaem". Hoewel de plakkaten van 1673 en 1677 geen melding maakten van apothekers te velde, ontbraken zij bij het veldleger geenszins. Reeds in 1672 was daarbij een hunner ingedeeld (2). In 1677 schreef de Raad van State voor, dat de inhoud der „medicament-koffers ten dienste van de chirurgijns-generaal en van de twee veld-apothekers" ten huize van (1) G.P.B. Ill 1383. Zie Aanteekening N° 18. f2) Zie Deel V bladzijde 322.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 326