307 apotheker Francois van Sevenhuysen te 's-Gravenhage door doctor Johan van Blanckendael en den chirurgijn Cornelis de Hooge moesten worden onderzocht, des gevorderd vernieuwd, waarvoor zij een belooning van 315 kregen. De medicamenten van 16 kisten, in Maart 1678 ingeleverd, bleken „door de hette van den somer gealte- „reert" te zijn en moesten door Sevenhuysen worden vervangen; voor taan was het betrokken personeel verantwoording verschuldigd over den toestand bij inlevering. Na afloop van den oorlog kregen doctor Blanckendael en apotheker Sevenhuysen opdracht om de voorhan den kisten met geneesmiddelen ten bate van den Lande te verkoo- pen (1). Sinds 1676 was een afzonderlijke doctor ingedeeld bij den trein der artillerie; hij ontving van de kapiteins 2 stuivers ter maand van iede- ren man. Pas in 1690 ontving hij een commissie van blijvenden aard (2). De verplegingsgelden in burgergasthuizen bedroegen sinds den aan vang van den 80-jarigen oorlog afwisselend 4 of 6 stuivers per man en per dag, waarvan 2 stuivers ten laste van den lande, de rest van den verpleegde (3). Al te dikwerf bleef een richtige betaling achterwege, zooals in 1674 bij het beleg van Grave, evenzeer in 1675 voor de ver pleging in gasthuizen te Bergen, Brussel, Leuven, Mechelen, en Borg haren. De Alexianen en Leliebroeders van de pesthuizen te Brussel, Leuven en Mechelen konden voor hunne medicamenten geen penning los krijgen, in weerwil dat hun advocaat gedurende 9 maanden te 's-Gravenhage daarvoor pleitte. De administratie van het door de Re publiek te Brussel opgerichte hospitaal bleek in 1676 hopeloos verward; 8000 ontbraken in de kas van den hospitaalmeester. In 1679 stichtte de Republiek een militair hospitaal te Maastricht, waarvoor de Raad van State een uitvoerige instructie verschafte (4). Op 22 Februari 1677 sloten Hunne Hoog Mogenden met den land voogd Villa Hermosa een conventie, betreffende de verpleging hun ner militairen in de Spaansche Nederlanden (5). B. PERSONEEL. a. Medicinae doctoren van Zijn Hoogheid. Comm. 23 Januari 1673. Petrus Augustinus Rumph. Hij verkreeg de commissie nadat hij in 1672 prins Willem III op den tocht naar Charleroi had vergezeld (6). Zijn vader Christiaan was, blij - (1) Res. R.v. St. 28 Januari, 15 Juni 1677, 15 Maart, 6, 21 December 1678, 5 Juli 1680. (2) Res. R. v. St. 21 Maart 1676, 31 December 1677. (3) Zie o.a. G.P.B. III 198 dd. 19 December 1676. (4) Res. S.G. 26 Augustus, 11 September, 24 October, 18 November, Res. R. v. St. 18 No vember, Res. Holl. 19 December 1676, Res. R. v. St. 12 Maart, 9 October 1677, Res. S.G. 8 Juli 1679, Res. R. v. St. 10 April 1680. (5) Res. S.G. 19 Juni 1690. (6) Zie Deel IV 349.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 327