318
groot aantal in krijgsgevangenschap geraakte; de overigen kwamen te
Colberg in garnizoen. Sinds 1676 waren de Brandenburgsche mariniers
geformeerd in een eskadron van drie compagnieën hetwelk bij den vrede
van St. Germain (29 Juni 1679) werd afgedankt (Sec. Res. S. G. 2, 18
Juli, 3 September 1675)
AANTEEKENING N° 10 (bladzijde 61).
Reeds in 1675 verleenden Hunne Hoog Mogenden aan d'Estrades
meermalen toestemming tot uitvoer van allerlei zaken, o.a. van „een
„stuck hollants linnen, vier Beere lmyden, en veertigh pont chocolati,
„anderhalff pont thee, eenige coppen van porsselain, twee Thee-pot-
„jens, eenige doosjens en potjens, en andere kleyne galanteries van
„weynigh valeur, twee vierendeelen hollandsche booter, eenige schil-
„derijen en printten, een quantiteyt canarysuycker, muskaten en an-
„dere nootsaeckelijcke specerijen, mitsgaders een oxhooft wijn." De
Staten-generaal gaven een van hunne trompetters mede tot geleide
van het vervoer naar Maastricht (Res. S. G. 15 Juli, 12, 13 Augustus
1675).
AANTEEKENING N° 11 (bladzijde 67).
Nieuwe wervingen.
In December kwamen te Kopenhagen drie schepen uit Koningsber-
bgen met recruten voor het regiment van prins Lodewijk van Bran
denburg. De officieren hadden geen geld en geen krediet; de Neder-
landsche resident wilde geen voorschot verschaffen, omdat hij in 1674
1000 had voorgeschoten voor hetzelfde regiment, toenmaals onder
kolonel Ahasverus van Lehndorp, waarvoor hij nog geen penning
had terugontvangen (Res. S. G. 25 Mei14, 28 December 1677).
Hertog Rudolf Frederik van Brunswijk Wolefenbuttel
deed „alle uytterste devoire" om zijn regiment op den vastgestelden
termijn voor den dienst van Hunne Hoog Mogenden gereed te hebben.
In Augustus bevond het regiment zich te Hamburg zonder geld; de
officieren berichtten aan den Staten Generaal, dat „soo geen ordre vande
„solliciteuren quam, de volckeren aldaer uyt hongersnoot souden re
belleren". Toch zorgden de Staten-Generaal geenszins voor betaling
maar verw-ezen zij de officieren naar hunne betaalsheeren (Res. S. G.
31 Mei, 18, 28 Augustus, 14 September 1677).
AANTEEKENING N° 12 (bladzijde 68).
Teekenend voor de gebruiken en gewoonten des tijds mag de vor
dering van graaf W. A. de Hornes worden beschouwd op grond van de
bij resolutie d.d. 17 Januari 1668 aan zelfstandig optredende legerhoof