323 zorg te dragen: „de officianten, trainspersoonen ende anderen dewelcke „inde jonghste campagne sijn geemployeert geweest, om te hebben or donnantie ende vervolgens de noodige betalinge". AANTEEKENING N° 20 (bladzijde 94). Voor het „vliegent Leeger" in Gelderland kwamen ter beschikking (Res. R. v. St. 20 April 1684) Uit Grave: „veltstucken, schietende 6 U ijser, op haer af fuiten met haer lepels, wissers, aensetters, stelhouten, ende „handtspeecken"4 Uit Dordrecht„camerstucken, schietende 3 ïi ijser, ge- „monteert als booven3 „affuyten in voorraet van yder een2 „voorwagens a 6 'tt waer onder in voorraet5 „raederen totte voorwaegens, in voorraet2 „voorwaegens"5 Uit Grave: „buspolver voor het canon1800 U „lonten voort canon150 U „cogels a 6 U" 300 Uit Dordrecht: „cogels a 3 ïi300 „carthesen a 6 V6100 „blicke doosen off carthesen a 3 U100 Voor de infanterie uit Grave: „buspolver 8000 Umus- „quetloot 8000 ïilonten 9000 ïi" uit Delft: „vuerstenen 2000"; uit Grave: „spaeden, schoppen, houwelen" uit Delft: „hackmessen, byllen, hairecleden, beurstonnen", etc. Bij den trein behoorden4 officieren, 52 paarden, als „36 tot de 4 „lange veltstucken a 6 ïi8 totte 4 Regiments stucken a 3 U, 8 tot de „voorraet"; 42 wagens, als „9 tot de behoefften van t' canon, 30 tot de „ammunitie van oorlogh, 3 voor de officiers ende constapels." De kwartieren van Zutphen en de Veluwe vereerden Montpouillan met twee, Flodrof met één „voedervat Rijnsen wijn" tot een waarde van 500 het vat (Res. Gelderl. 5 Juli 1684). AANTEEKENING N° 21 (bladzijde 105). Zoowel bij de geschillen tusschen hertog George Willem van Brunswijk-Luneburg met Hamburg, als bij het gewelddadig optreden van den Deenschen koning Christiaan Y tegen genoemde stad vor derde het belang der Republiek om te zorgen, dat „de ingesetenen deser „Landen in het stuk van navigatie en commercie geen hinder, ongemak „ofte schade mogen comen te lijden". Toen in September 1686 de ko ning te vergeefs de erfhuldiging van Hamburg eischte, verscheen wel-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1940 | | pagina 343